Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2781, 24/27 en 24/28
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2781, 24/27 en 24/28
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2025
- Datum publicatie
- 4 november 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:8385, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 24/27 en 24/28
Inhoudsindicatie
IB/PVV en Zvw 2018. Artikel 3.14, lid 3, letter b, Wet IB 2001.
Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor het medeplegen van oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen. De strafkamer van het hof heeft belanghebbende tevens veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen inclusief wettelijke rente aan de benadeelde personen. In geschil is of belanghebbende recht heeft op het vormen van een voorziening voor de te betalen schadevergoedingen inclusief rente.
Het hof is van oordeel dat een vergoeding van door misdrijf veroorzaakte schade niet eerder ten laste van de winst kan worden gebracht dan op het tijdstip waarop dit het vermogen van de belastingplichtige heeft verlaten. Belanghebbende heeft verklaard dat zij in 2018 geen betalingen heeft verricht aan de benadeelden. Daarom is het hof van oordeel dat belanghebbende in 2018 geen voorziening kan vormen. Het beroep op het Baksteenarrest maakt dit oordeel niet anders.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 24/27 en 24/28
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 december 2023, nummers BRE 22/1213 en 22/1214, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen afgewezen en de bezwaren van belanghebbende tegen die afwijzingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft voor de zitting nader stuk met bijlage ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting de pleitnota voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende drijft een onderneming. Tot het jaar 2011 betroffen haar activiteiten met name het verkopen van financiële producten en het bemiddelen op het gebied van hypotheken. Vanaf 2011 richtte belanghebbende zich op de verkoop van zonnepanelen.
Volgens de (eerste) door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV over het jaar 2018 bedraagt de belastbare winst uit onderneming € 38.720. Na de aftrek van negatieve inkomsten eigen woning van € 8.160 bedraagt het belastbaar inkomen uit werk en woning € 30.560. Conform de ingediende aangifte zijn de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2018 opgelegd.
Belanghebbende is door rechtbank Limburg op 29 juni 2020 schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting van 26 personen, het medeplegen van valsheid in geschrift en het medeplegen van witwassen (verder: de strafzaak). De rechtbank heeft belanghebbende onder andere veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen inclusief wettelijke rente aan de benadeelde personen. In het vonnis is opgenomen dat belanghebbende niet gehouden is tot betaling van de bedragen voor zover die door haar mededader zijn betaald. Per 31 december 2018 bedraagt het bedrag aan te vergoeden schade inclusief rente € 1.121.686.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen het strafvonnis van de rechtbank. Het hof heeft op 28 maart 20241 uitspraak gedaan en belanghebbende schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting van twaalf personen, het medeplegen van valsheid in geschrift en het medeplegen van witwassen. Het hof heeft belanghebbende onder andere veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen inclusief wettelijke rente aan de benadeelde personen. De schadevergoedingen bedragen, in totaal, € 405.436. Per 31 december 2018 bedraagt het bedrag aan te vergoeden schade inclusief rente € 478.414.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in cassatie gegaan, waardoor de uitspraak van het hof niet onherroepelijk vaststaat.
Nadat de aanslagen IB/PVV en Zvw 2018 waren opgelegd, heeft belanghebbende een tweede aangifte IB/PVV over het jaar 2018 ingediend. Daarin heeft belanghebbende bij de berekening van de fiscale winst een buitengewone last opgenomen van € 1.121.686. De belastbare winst uit onderneming zoals die volgt uit deze aangifte is negatief € 914.979. De inspecteur heeft deze aangifte opgevat als verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2018.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op het vormen van een voorziening voor de te betalen schadevergoedingen inclusief rente.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en primair tot het vormen van een voorziening voor een bedrag van € 478.414 en subsidiair tot het vormen van een voorziening van € 85.000. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Tussen partijen is niet in geschil dat de te betalen schadevergoedingen tot de ondernemingssfeer behoren.