Hoge Raad actualiseert richtlijnen voor beroep op betalingsonmacht griffierecht

Hoge Raad actualiseert richtlijnen voor beroep op betalingsonmacht griffierecht

Gegevens

Nummer
2025/1217
Publicatiedatum
11 november 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1651
Rubriek
Uitspraak

De Hoge Raad verduidelijkt in dit arrest hoe rechters een beroep op betalingsonmacht bij griffierecht moeten beoordelen. Daarbij worden de richtlijnen uit het arrest van 2015 (ECLI:NL:HR:2015:354) geactualiseerd.


Het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht met betrekking tot het in cassatie verschuldigde griffierecht, is door de griffier van de Hoge Raad afgewezen. Belanghebbende heeft het griffierecht vervolgens onder protest betaald. De Hoge Raad grijpt de zaak aan om zijn richtlijnen voor de behandeling van een beroep op betalingsonmacht uit HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354, NTFR 2015/972, te actualiseren. Het beroep op betalingsonmacht wordt gehonoreerd als aannemelijk is dat sprake is van betalingsonmacht doordat (i) het netto-inkomen waarover de rechtzoekende maandelijks kan beschikken minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm, ongeacht de gezinssamenstelling van de rechtzoekende, en verder (ii) dat hij niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald. Inkomen en vermogen van een eventuele fiscale partner dienen bij het inkomen en vermogen van de rechtzoekende te worden opgeteld. Wat betreft het toetsingstijdstip gaat het om het inkomen en vermogen in de periode tussen het moment dat de griffier de rechtzoekende voor de eerste keer op de verschuldigdheid van het griffierecht heeft gewezen en het einde van de voor de betaling ervan gestelde termijn.
Hier acht de Hoge Raad het niet aannemelijk dat het maandelijkse netto-inkomen van belanghebbende in de relevante periode, minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm. Daarom wordt het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht (definitief) niet gehonoreerd. De klachten van belanghebbende worden verworpen onder verwijzing naar artikel 81 lid 1 Wet RO.
(Cassatieberoep ongegrond.)

Bron: HR 07-11-2025, ECLI:NL:HR:2025:1651
Wet: art. 8:41 Awb