Home

Toepassing artikel 8bd Wet Vpb 1969 op een middellijke dividenduitkering

Toepassing artikel 8bd Wet Vpb 1969 op een middellijke dividenduitkering

Gegevens

Kenmerk
KG:011:2025:2
Publicatiedatum
31 januari 2025
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

De feiten van de casus zijn als volgt:

  • X BV is aandeelhouder van de buitenlandse dochtervennootschappen A en B. De vennootschappen A en B zijn beide gevestigd in hetzelfde land.

  • A draagt een activum met fiscale stille reserves over aan B.

  • Bij de overdracht wordt door A en B voor fiscale en commerciële doeleinden een overdrachtsprijs (en verkrijgingsprijs) gehanteerd die gelijk is aan de fiscale boekwaarde en die lager is dan de waarde in het economische verkeer. Als gevolg hiervan leidt de overdracht niet tot realisatie van de fiscale stille reserve in het land van vestiging van A en B.

  • Voor X BV is hierdoor sprake van een vermomde en middellijke dividenduitkering en een informele kapitaalstorting.

Vraag

Is artikel 8bd van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) van toepassing op een middellijke dividenduitkering aan een belastingplichtige als gevolg van een onzakelijke transactie tussen twee dochtervennootschappen?

Antwoord

Nee, een middellijke dividenduitkering als gevolg van een onzakelijke transactie tussen twee dochtervennootschappen leidt niet tot de verkrijging van een vermogensbestanddeel door de moedermaatschappij als bedoeld in artikel 8bd, eerste lid, Wet Vpb 1969. Civielrechtelijk is geen sprake van de verkrijging van een vermogensbestanddeel. Ook op grond van de jurisprudentie, doelstelling en de wetsgeschiedenis is er in deze casus geen aanleiding om voor de toepassing van artikel 8bd Wet Vpb 1969 fiscaalrechtelijk een overdracht van een vermogensbestanddeel aanwezig te achten.

Beschouwing

De tekst van artikel 8bd Wet Vpb 1969 luidt gedeeltelijk als volgt:

Wettelijk kader

1. Indien de belastingplichtige in het jaar een vermogensbestanddeel, niet zijnde een schuld, verkrijgt van een aan hem gelieerd lichaam door middel van een kapitaalstorting, winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, liquidatie-uitkering of een daarmee vergelijkbare rechtshandeling, en de waarde in het economische verkeer van dat vermogensbestanddeel op het tijdstip van de verkrijging hoger is dan de waarde die bij het gelieerde lichaam ter zake van de overdracht van dat vermogensbestanddeel wordt betrokken in een naar de winst geheven belasting, wordt voor de teboekstelling van dat vermogensbestanddeel de laatstbedoelde waarde in aanmerking genomen. De belastingplichtige dient de waarde die bij het gelieerde lichaam wordt betrokken in een naar de winst geheven belasting aannemelijk te maken.

Parlementaire geschiedenis

Civielrechtelijke uitleg

Verkrijging van een vermogensbestanddeel

Doel en strekking

Conclusie