Home

IACK in situatie van co-ouderschap en nieuwe partner

IACK in situatie van co-ouderschap en nieuwe partner

Gegevens

Kenmerk
KG:202:2022:12
Publicatiedatum
20 februari 2023
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

A en B hebben samen een kind. In 2021 gaan zij uit elkaar en vanaf dat moment is er sprake van co-ouderschap. Het kind blijft bij A wonen. Omdat B heeft aangetoond dat het kind tegelijkertijd tot het huishouden van diens beide ouders behoort (co-ouderschap), claimt B in deze periode terecht de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: IACK). Per 2025 besluit B te gaan samenwonen met C. Aangezien B en C samen een eigen woning hebben gekocht, worden zij vanaf dit jaar aangemerkt als fiscaal partners. C heeft in 2025 een lager arbeidsinkomen dan B. In 2025 claimt C de IACK. Het kind heeft in 2025 de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt.

Vraag

Heeft C een kind als bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en bestaat daarmee recht op de IACK?

Antwoord

Ja, in dit geval heeft C een kind als bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Ervan uitgaande dat C aan de overige voorwaarden voldoet, heeft C recht op toepassing van de IACK.

Beschouwing

Wettelijk kader

In artikel 1.2, zesde lid, Wet IB 2001 is bepaald dat voor de toepassing van de gehele wet en de daarop berustende bepalingen de partner voor de bepaling van aanverwantschap wordt gelijkgesteld met een gehuwde.

In artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001 is voor toepassing van de IACK de volgende voorwaarde neergelegd:

“In het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt tot hetzelfde huishouden als de belastingplichtige behoort (..)”.

De co-ouderschapsregeling voor de IACK is opgenomen aan het slot van artikel 8.14a, eerste lid, Wet IB 2001.

Analyse

Conclusie