Home

Inkomstenbelastingschuld in onverdeelde boedel en box 3

Inkomstenbelastingschuld in onverdeelde boedel en box 3

Gegevens

Kenmerk
KG:202:2022:13
Publicatiedatum
28 februari 2023
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

De inkomstenbelastingschuld van een erflater maakt deel uit van de onverdeelde boedel, waarvan de erfgenamen hun aandeel in de aangifte inkomstenbelasting moeten aangeven in box 3. De erfgenamen beschouwen de onverdeelde nalatenschap als economische eenheid en zijn van mening dat de inkomstenbelastingschuld in mindering kan worden gebracht op de bezittingen.

Vragen

  1. Vormt een onverdeelde boedel een economische eenheid, zoals bedoeld in artikel 5.19, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?

  2. Zo nee, kwalificeert een inkomstenbelastingschuld van de erflater, die deel uitmaakt van een onverdeelde nalatenschap, als een schuld in de zin van artikel 5.3, derde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 bij de erfgenamen?

Antwoord

  1. Nee, de onverdeelde boedel vormt geen economische eenheid, zoals bedoeld in artikel 5.19, tweede lid, Wet IB 2001.

  2. Ja, de inkomstenbelastingschuld van de erflater kwalificeert als een schuld in de zin van artikel 5.3, derde lid, onderdeel c, Wet IB 2001. De belastingschuld verlaagt dus niet de rendementsgrondslag van de erfgenamen.

Beschouwing

Vormt de onverdeelde boedel een economische eenheid?

In artikel 5.19, tweede lid, Wet IB 2001 staat dat bezittingen en schulden die, al dan niet tezamen, in het economische verkeer als een eenheid plegen te worden beschouwd, als eenheid in aanmerking worden genomen. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 is ten aanzien van (het huidige) artikel 5.19, tweede lid, Wet IB 2001 gevraagd wanneer bezittingen of schulden als eenheid kunnen worden beschouwd en wie bepaalt of sprake is van een eenheid. In de nota naar aanleiding van het verslag is door de staatssecretaris hierop het volgende geantwoord:

Bezittingen en schulden worden als eenheid beschouwd als ze een functioneel verband vormen. Wanneer hier sprake van is, behoren de desbetreffende vermogensbestanddelen niet los van het complementaire verband te worden gewaardeerd. Achtergrond daarvan is dat door de functionele samenhang de som van de bezittingen en schulden tezamen kan afwijken van de som van de waarde van de afzonderlijke vermogensbestanddelen. Een vergelijkbare waarderingsregel was reeds opgenomen in de Wet op de vermogensbelasting 1964; een inhoudelijke wijziging ten opzichte daarvan is niet beoogd.
(Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 7, p. 525).

De nalatenschap vormt geen economische eenheid, nu er geen sprake is van functionele samenhang. De verschillende bestanddelen van de (onverdeelde) nalatenschap moeten in de aangifte in verschillende rubrieken worden aangegeven (aandeel in bank- en spaartegoeden bij bank- en spaartegoeden, aandeel in beleggingen bij aandelen en obligaties, schulden bij schulden). 

Is er sprake van een belastingschuld die de rendementsgrondslag niet verlaagt?

Conclusie