Fiscale gevolgen van de verkoop van een hulpmiddel
Fiscale gevolgen van de verkoop van een hulpmiddel
Gegevens
- Kenmerk
- KG:202:2022:5
- Publicatiedatum
- 13 februari 2023
- Bron
- Kennisgroepen Standpunten
- Status
- Geldig
Aanleiding
Belastingplichtige koopt een fiets die kwalificeert als hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Hij wenst de kosten van dit hulpmiddel dan ook in aftrek te nemen als uitgaven voor specifieke zorgkosten. De aanschafkosten van de fiets brengt hij niet in één keer in aftrek. Er wordt gedurende een periode van 5 jaar op de fiets afgeschreven, rekening houdend met een restwaarde van 10%. De aftrek bedraagt gedurende 5 jaar dan 1/5e van 90% van de aanschafwaarde. De restwaarde per jaar is dan als volgt:
Na 1 jaar: 82%
Na 2 jaar: 64%
Na 3 jaar: 46%
Na 4 jaar: 28%
Na 5 jaar: 10%
Vraag
Wat zijn de fiscale gevolgen van de verkoop van een hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001, wanneer de verkoopprijs niet gelijk is aan de restwaarde van het hulpmiddel?
Antwoord
Wanneer de verkoopprijs hoger is dan de restwaarde van het hulpmiddel, moet het verschil in het jaar van verkoop worden aangegeven als negatieve persoonsgebonden aftrek als bedoeld in artikel 3.139, onderdeel b, Wet IB 2001. Daarbij geldt dat de in aanmerking te nemen negatieve persoonsgebonden aftrek is gemaximeerd op het bedrag dat eerder voor het hulpmiddel in aftrek is gekomen.
Wanneer de verkoopprijs lager is dan de restwaarde van het hulpmiddel, mag het verschil in het jaar van verkoop worden aangegeven als uitgaven voor een hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001.
Beschouwing
Wettelijk kader
Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor de in artikel 6.17, eerste lid, Wet IB 2001 opgenomen categorieën. Artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001 bevat een categorie voor de uitgaven aan andere hulpmiddelen. Indien de aanschaf van het hulpmiddel direct verband houdt met ziekte of invaliditeit en het hulpmiddel van een zodanige aard is dat deze hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt, kunnen de uitgaven hiervoor kwalificeren als aftrekbare specifieke zorgkosten.
Met betrekking tot deze uitgaven moet op grond van artikel 6.1, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 tevens worden voldaan aan het zogeheten ‘drukken-criterium’. Ook dient belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen te voelen tot het doen van die uitgaven op grond van artikel 6.1, derde lid, Wet IB 2001.
Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de huidige regeling voor de uitgaven van specifieke zorgkosten kan worden opgemaakt dat de aftrek van uitgaven voor andere hulpmiddelen is afgeleid van de tot 2009 geldende buitengewone uitgavenregeling (Kamerstukken II 2008/09, 31 706, nr. 3, p. 15 en 47). Onder deze regeling waren in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 als eerste categorie benoemd de uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer.
In artikel 3.139 Wet IB 2001 is een regeling opgenomen die erin voorziet dat in bepaalde situaties een negatieve persoonsgebonden aftrek in aanmerking wordt genomen. Op grond van artikel 3.139, onderdeel b, Wet IB 2001 wordt door een belastingplichtige als negatieve persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen:
“hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten die op grond van afdeling 6.5 in aanmerking zijn genomen, ten hoogste tot het bedrag van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen;”