Home

Vergoeding wettelijke rente over tardief uitbetaalde invorderingsrente

Vergoeding wettelijke rente over tardief uitbetaalde invorderingsrente

Gegevens

Kenmerk
KG:206:2024:1
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

Belanghebbende heeft reeds betaalde bedragen aan omzetbelasting teruggekregen. Vervolgens heeft belanghebbende tijdig een verzoek om invorderingsrente op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) ingediend. Dit verzoek is door de ontvanger afgewezen bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het hiertegen gerichte bezwaar is ongegrond verklaard. In beroep heeft de rechtbank belanghebbende in het gelijk gesteld. Toen deze rechtbankuitspraak onherroepelijk vaststond, heeft de ontvanger alsnog invorderingsrente aan belanghebbende vergoed op grond van artikel 28c IW 1990.

Vragen

  1. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over het bedrag van de door de ontvanger tardief uitbetaalde invorderingsrente in de zin van artikel 28c IW 1990?

  2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, hoe dient de te vergoeden rente dan te worden berekend?

Antwoorden

  1. Ja. De ontvanger dient over het tardief uitbetaalde bedrag aan invorderingsrente in de zin van artikel 28c IW 1990 wettelijke rente te vergoeden op grond van artikel 4:102, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

  2. De startdatum van het rentetijdvak is het moment waarop zowel de volledige beslistermijn als de volledige betaaltermijn van de ontvanger zijn verstreken. Vanaf dat moment is de ontvanger in “verzuim” in de zin van artikel 4:102, tweede lid, Awb. Het verzuim in de zin van artikel 4:102, tweede lid, Awb start in dit geval veertien weken na ontvangst van het verzoek om vergoeding van invorderingsrente. De termijn eindigt op de dag voorafgaand aan die van uitbetaling van de invorderingsrente door de ontvanger. Het bedrag van de te vergoeden wettelijke rente wordt berekend op basis van het rentepercentage dat op grond van artikel 4:98, eerste lid, Awb juncto artikel 6:120, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) juncto het Besluit vaststelling wettelijke rente is vastgesteld.

Beschouwing

1. Europeesrechtelijk kader

Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) vloeit voort dat lidstaten verplicht zijn om in strijd met het Unierecht geheven belastingen met rente terug te betalen, ter compensatie van het financiële verlies dat een belastingplichtige als gevolg van de onverschuldigde betaling van deze belastingen heeft geleden. Zie o.a. HvJ EU 19 juli 2012, C‑591/10, ECLI:EU:C:2012:478 (Littlewoods Retail), r.o. 25 en 26, HvJ EU 18 april 2013, C‑565/11, ECLI:EU:C:2013:250 (Mariana Irimie), r.o. 21 en 22 en HvJ EU 22 februari 2024, C‑674/22, ECLI:EU:C:2024:147 (Gemeente Dinkelland), r.o. 30 en 31.

Daarnaast zijn de lidstaten verplicht tot het vergoeden van rente ter zake van de tardieve terugbetaling van btw-overschotten in de zin van artikel 183 van de btw-richtlijn. Het HvJ EU heeft zich hierover onder meer uitgelaten in zijn arresten van 24 oktober 2013 (C‑431/12, ECLI:EU:C:2013:686 (Rafinaria), r.o. 23), 28 februari 2018 (C‑387/16, ECLI:EU:C:2018:121 (Nidera), r.o. 25), 12 mei 2021 (C‑844/19, ECLI:EU:C:2021:378 (CS/technoRent), r.o. 40), 29 februari 2024 (C‑314/22, ECLI:EU:C:2024:183 (Consortium Remi Group), r.o. 83) en HvJ EU 22 februari 2024, C‑674/22, ECLI:EU:C:2024:147 (Gemeente Dinkelland), r.o. 58 en 59. In deze jurisprudentie heeft het Hof tegen de achtergrond van de Unierechtelijke beginselen van fiscale neutraliteit, gelijkwaardigheid en doeltreffendheid geoordeeld dat de lidstaten compensatie moeten bieden voor het financiële verlies dat een belastingplichtige lijdt doordat hij niet binnen een redelijke termijn kan beschikken over de betrokken geldsommen c.q. btw-overschotten. Het HvJ EU spreekt in dit kader van ‘vertragingsrente’, zie bijv. HvJ EU 28 februari 2018, C 387/16, ECLI:EU:C:2018:121 (Nidera), r.o. 25:

In dit opzicht verlangt het beginsel van neutraliteit van het btw-stelsel dat wanneer het btw-overschot niet binnen een redelijke termijn aan de belastingplichtige wordt teruggegeven, het aldus door de belastingplichtige geleden financiële verlies ten gevolge van het feit dat hij niet over de betrokken geldsommen kan beschikken, wordt gecompenseerd door de betaling van vertragingsrente. (…) ”

In HvJ EU 23 april 2020, gevoegde zaken C‑13/18 en C‑126/18, ECLI:EU:C:2020:292 (Sole-Mizo), heeft het HvJ EU in r.o. 64 een andere formulering gehanteerd en ten aanzien van de vertragingsrente als volgt overwogen:

“Wanneer, zoals in het hoofdgeding, de schuldvordering haar oorsprong vindt in de schending van het Unierecht door een lidstaat, verlangt het doeltreffendheidsbeginsel echter dat die staat vertragingsrente betaalt wanneer de schuldvordering niet tijdig door de belastingdienst wordt voldaan. Anders zouden de lidstaten er immers niet toe worden aangezet om de gevolgen van die schending, die de belastingplichtigen hebben moeten dragen, onverwijld te vergoeden.”

Hoewel het HvJ EU hier in algemene zin spreekt van schuldvorderingen die hun oorsprong vinden in een Unierechtelijke schending, kan uit de overige rechtsoverwegingen van het HvJ EU in dit arrest worden opgemaakt dat het HvJ EU specifiek het oog heeft gehad op vorderingen uit hoofde van de teruggaaf van een in strijd met het Unierecht ingehouden btw-overschot (zie o.a. r.o. 51, 60, 69). Dat geldt eveneens voor de overige hiervoor aangehaalde jurisprudentie van het HvJ EU, waarbij het telkens (uitsluitend) gaat om de tardieve uitbetaling c.q. teruggaaf van btw-overschotten. Uit de jurisprudentie van het HvJ EU valt niet op te maken dat ook een rentecompensatie geboden moet worden over het al dan niet tijdig uitbetalen van vertragingsrente. Of het Unierecht hiertoe verplicht, kan in het midden blijven aangezien in het nationale recht een wettelijke voorziening is getroffen (“wettelijke rente”). Dit zal hierna worden uitgewerkt. 

2. Nationaalrechtelijk kader

2.1 Invorderingswet 1990

2.2 Algemene wet inzake rijksbelastingen

2.3 Algemene wet bestuursrecht

2.3.1 Toepassing wettelijke rente

2.3.2 Termijn waarover wettelijke rente wordt berekend

2.3.3 Hoogte wettelijke rente