Home

Verrekening tijdens de behandeling van een saneringsverzoek

Verrekening tijdens de behandeling van een saneringsverzoek

Gegevens

Kenmerk
KG:207:2025:6
Publicatiedatum
14 november 2025
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

Belastingschuldigen (ondernemers) kunnen op grond van artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw 1990) jo. artikel 21 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (hierna: URIW 1990) een verzoek doen om door middel van een saneringsakkoord (artikel 26.3.1 Leidraad Invordering 2008) kwijtschelding van hun belastingschulden te krijgen. Gedurende de periode waarin het aangeboden saneringsakkoord door de ontvanger beoordeeld wordt, komt het voor dat bij de belastingschuldige een belastingteruggaaf opkomt. Dezelfde situatie kan zich voordoen bij een WHOA-akkoord.

Vragen

  1. Valt verrekening onder de noemer dwanginvordering, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, URIW 1990?

  2. Kan de ontvanger tijdens de behandeling van een saneringsverzoek:

    1. teruggaven, die zien op de periode vóór indiening van het saneringsverzoek, verrekenen met aanslagen die onder het saneringsverzoek vallen?

    2. teruggaven, die zien op de periode ná het indienen van het saneringsverzoek, verrekenen met aanslagen die onder het saneringsverzoek vallen?

  3. Kan de ontvanger verrekenen tijdens een aanhangig administratief beroep tegen de afwijzing van een saneringsverzoek?

  4. Gelden de antwoorden op bovenstaande vragen ook voor WHOA-verzoeken?

Antwoorden

  1. Nee, verrekening valt niet onder dwanginvordering zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, URIW 1990.

  2. a. Ja, de ontvanger heeft de wettelijke bevoegdheid om te verrekenen.
    b. Ja, de ontvanger heeft ook in deze situatie de wettelijke bevoegdheid om te verrekenen.

  3. Ja, ook bij een WHOA-verzoek is in de situaties a en b onder vraag 2, verrekening mogelijk.

  4. Tijdens een aanhangig administratief beroep tegen de afwijzing van een saneringsverzoek geldt op grond van artikel 26.4.6 Leidraad Invordering 2008 (hierna: LI 2008) jo. artikel 9 URIW 1990 dat er geen conservatoire maatregelen worden genomen en geen dwanginvordering wordt toegepast. Gelet op de antwoorden op de vragen 1 en 2 betekent dit dat de ontvanger wel kan verrekenen.

Beschouwing

1. Is verrekening een dwanginvorderingsmaatregel?

 Artikel 9, eerste lid, URIW 1990 bepaalt dat gedurende de behandeling van een verzoek om kwijtschelding geen dwanginvordering mag worden aangevangen of voortgezet voor de belastingaanslagen ten aanzien waarvan kwijtschelding is verzocht. Aan de Kennisgroep is de vraag gesteld of verrekening dwanginvordering is in de zin van dit artikel. Het begrip dwanginvordering is niet gedefinieerd in de Iw 1990, lagere regelgeving, het beleid of de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders (hierna: IIB).

De verrekeningsbevoegdheid van de ontvanger is geregeld in artikel 24 Iw 1990, Hoofdstuk III van de Iw 1990 heeft als titel “Dwanginvordering”. Artikel 24 Iw 1990 staat niet in dit hoofdstuk, maar in Hoofdstuk IV, genaamd “Bijzondere bepalingen”. Dit lijkt erop te wijzen dat de wetgever verrekening niet als dwanginvordering ziet.

In artikel 1.1.5 LI 2008 staat het volgende:

“Onder invorderingsmaatregelen worden niet alleen dwangmaatregelen zoals de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, maar ook de verrekening van een belastingaanslag met belastingteruggaven begrepen.”

Verrekening is dus volgens de LI 2008 wel een invorderingsmaatregel, maar geen dwangmaatregel of dwanginvordering.

Een ander argument om verrekening niet als dwanginvordering te kwalificeren, is dat dwanginvordering gericht is op executie, terwijl verrekening ziet op schuldcompensatie. Verrekening is een manier om een schuld teniet te laten gaan; er wordt geen dwangbevel ten uitvoer gelegd. Dwangmaatregelen volgen op het dwangbevel (de executoriale titel), terwijl verrekening op grond van artikel 24, tweede lid, Iw 1990 zelfs al mogelijk is voordat de betalingstermijn is verstreken. Beleidsmatig is overigens wel bepaald dat dit niet automatisch gebeurt (artikel 24.3 LI 2008).

Verzet op grond van artikel 17 Iw 1990 is tegen verrekening niet mogelijk, omdat verrekening niet valt onder de tenuitvoerlegging van een dwangbevel (vgl. Vetter en Tekstra, Invordering van belastingen, 2024, 11e druk, paragraaf 506). Tegen verrekening resteert daarom alleen een actie op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek bij de burgerlijke (rest)rechter.

Uit het arrest Nieuwkoop/Ontvanger (Hoge Raad 28 mei 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0970  NJ 1994, 435), dat gewezen is over een zaak die zag op de Invorderingswet 1845 waarin geen verrekeningsmogelijkheid was opgenomen, blijkt dat de Hoge Raad verrekening door de ontvanger niet als een maatregel ziet tot invordering van belastingen, maar als een wijze van voldoening van een schuld:

“De Invorderingswet hield in dier voege een gesloten geheel van maatregelen tot invordering van belastingen in, dat de ontvanger geen andere middelen tot invordering van belastingen mocht toepassen dan die hem in de Invorderingswet ter beschikking waren gesteld. Het toepassen van verrekening door de ontvanger kan echter niet als een buiten dat gesloten systeem vallende maatregel tot invordering van belastingen worden beschouwd, doch veeleer als een wijze van voldoening van een schuld.”

Conclusie

2. Verrekening tijdens een lopend saneringsverzoek

Verrekening van een teruggave die ziet op de periode vóór indiening van het saneringsverzoek (situatie a)

Voorbeeld

Verrekening van teruggaven die zien op de periode ná indiening van het saneringsverzoek (situatie b)

Voorbeeld

Conclusie

3. Verrekening tijdens een lopend WHOA-verzoek

4. Verrekening tijdens een aanhangig administratief beroep