Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:465, 18/00939
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:465, 18/00939
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 januari 2020
- Datum publicatie
- 31 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:465
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:4009, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1893
- Zaaknummer
- 18/00939
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Arbeidskorting. Belanghebbende is na emigratie geen binnenlands belastingplichtige meer. Valt na emigratie genoten loon waarover Nederland geen IB/PVV heft onder het arbeidsinkomen?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00939
uitspraakdatum: 21 januari 2020
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 september 2018, nummer AWB 18/1667, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 10 november 2017 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2015 opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2018 de aanslag gehandhaafd. In de rechtsmiddelenverwijzing is vermeld dat beroep ingediend kan worden bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op 22 maart 2018 in beroep gekomen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Deze rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2018 ter behandeling doorgestuurd aan de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Ter zake van de indiening van het beroep is een bedrag van € 46 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en de Inspecteur opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank bij brief van 3 oktober 2018, bij het Hof binnengekomen op 8 oktober 2018, hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het slot van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is op 1 november 2015 naar Costa Rica geëmigreerd. Hij heeft tot en met 31 oktober 2015 € 64.046 aan loon genoten van [A] BV (hierna: [A] BV). Vanaf 1 november 2015 heeft belanghebbende € 17.362 aan loon genoten van [B] BV. De werkzaamheden in laatstgenoemde dienstbetrekking zijn in Costa Rica verricht.
Belanghebbende is het gehele jaar eigenaar geweest van de woning, gelegen aan de [a-straat 1] te [Z] .
Op 10 november 2017 is de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Het belastbare inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op € 57.963, bestaande uit het van [A] BV genoten loon van € 64.046, verminderd met de belastbare inkomsten uit eigen woning van € 6.083. De arbeidskorting is vastgesteld op € 834. Het premie-inkomen is vastgesteld op het maximum voor dit jaar (€ 33.589) maal 10/12 (omdat belanghebbende slechts 10 maanden premieplichtig was) = € 27.790.
De Rechtbank heeft het bedrag van de arbeidskorting vastgesteld op € 1.438 en op grond daarvan de aanslag verminderd.
3 Geschil
In geschil is de hoogte van de arbeidskorting. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de arbeidskorting, overeenkomstig het oordeel van de Rechtbank, € 1.438 bedraagt; de Inspecteur verdedigt een arbeidskorting van € 834. Het geschil spitst zich toe op de vraag of niet alleen het loon van [A] BV maar ook het na emigratie genoten loon van [B] BV in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de arbeidskorting. De Inspecteur beantwoordt die vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.