Home

Hoge Raad, 04-05-2007, AZ8166, C06/010HR

Hoge Raad, 04-05-2007, AZ8166, C06/010HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 mei 2007
Datum publicatie
4 mei 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ8166
Formele relaties
Zaaknummer
C06/010HR

Inhoudsindicatie

Overheidsaansprakelijkheid. Schadevorderingen van (maatschap van) eigenaar van perceel grond en grondexploitant – aardappelteler – tegen waterschap wegens falend peilbeheer na regenbui; gevoegde behandeling bij subjectieve cumulatie, bewijskracht van partijgetuigenverklaring.

Uitspraak

4 mei 2007

Eerste Kamer

Nr. C06/010HR

RM/MK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. [Eiseres 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [Eiser 2],

wonende te [woonplaats],

EISERS tot cassatie,

advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,

t e g e n

de publiekrechtelijke rechtspersoon WATERSCHAP BRABANTSE DELTA,

gevestigd te Breda,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. M.E. Gelpke.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eisers tot cassatie - verder tezamen te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 8 april 2002 verweerster in cassatie - verder te noemen: het Waterschap - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd aan hen te voldoen de schade als bedoeld in de inleidende dagvaarding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten.

Het Waterschap heeft de vordering bestreden.

De rechtbank heeft bij vonnis van 16 juli 2003 de vordering afgewezen.

Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Na een tussenarrest van 22 juni 2004 en getuigenverhoren aan de zijde van [eiser] c.s. en het Waterschap, heeft het hof bij eindarrest van 27 september 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen zowel het tussen- als het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het Waterschap heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep voor zover het is gericht tegen het tussenarrest en tot vernietiging van het eindarrest en tot verwijzing van de zaak.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In deze zaak gaat het om het volgende. [Betrokkene 1], een der maten van de hierna ook als de maatschap aan te duiden [eiseres 1], en [eiser 2] waren in 2001 eigenaar onderscheidenlijk gebruiker van een perceel grond in de bij Dinteloord gelegen Willemspolder. [Eiser 2] gebruikte dit perceel voor de teelt van aardappelen. Het Waterschap is waterkwantiteitsbeheerder, met als hoofdtaak het peilbeheer, in onder meer de Willemspolder. In september 2001 heeft het, met name rond 18 en 19 september, overvloedig geregend. Het perceel heeft toen wateroverlast ondervonden, waardoor [eiser] c.s. schade hebben geleden. Het gemaal "Willemspolder" was destijds in verband met vervanging buiten gebruik. Het Waterschap had daarom ter plaatse twee noodpompen geïnstalleerd, en heeft daaraan op 19 september 2001 nog een derde toegevoegd.

3.2 Stellende dat de door hen geleden schade - die voornamelijk zou bestaan in opbrengstverlies door het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de gewassen, beredderingskosten en schade ten gevolge van grondstructuurbederf - het gevolg is van ernstig tekortschieten van het Waterschap, hebben [eiser] c.s. gevorderd het Waterschap te veroordelen tot vergoeding van die bij staat op te maken schade. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.

3.3 Het hof heeft de tegen die beslissing gerichte grieven verworpen, zulks - voor zover in cassatie van belang - op grond van zijn oordeel dat [eiser] c.s. er niet in zijn geslaagd te bewijzen a) dat de noodpompen ondeugdelijk geplaatst waren, b) dat deze zich meerdere malen volzogen met modder en c) dat het Heras-hekwerk dat voor de pompen was geplaatst om drijfvuil op te vangen niet goed functioneerde. Daartoe heeft het hof wat de bewijsthema's a) en c) betreft onder meer overwogen dat de getuigenverklaring van [eiser 2], nu hij procespartij is, alleen bewijs in het voordeel van [eiser] c.s. kan opleveren indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zodanige essentiële punten betreft dat het zijn verklaring geloofwaardig maakt, maar dat die situatie zich niet voordoet.

3.4.1 De Hoge Raad ziet aanleiding middel 2 als eerste te behandelen, voor zover dit klaagt dat het hof door [eiser 2] in het eindarrest ten opzichte van [eiser] c.s. aan te merken als partijgetuige miskent dat hier sprake is van cumulatie van twee zelfstandige vorderingen van twee verschillende eisers, waaronder een vordering van de maatschap tegen het Waterschap, en dat iemand alleen partijgetuige is wanneer de bewijslast op hem rust, dus ook alleen in zijn eigen procedure, en dat niet sprake is van één procedure.

3.4.2 Deze klacht is gegrond. De maatschap beoogt met haar vordering vergoeding te verkrijgen van schade die [betrokkene 1] heeft geleden als eigenaar van het perceel, terwijl het [eiser 2] gaat om vergoeding van schade die hij heeft geleden als exploitant van datzelfde perceel. Weliswaar betreffen de vorderingen van de maatschap en [eiser 2] dezelfde schadetoebrengende gebeurtenis, wateroverlast rond 18 en 19 september 2001, en worden daaraan dezelfde verwijten ten grondslag gelegd, maar - en dat is hier beslissend - zij hadden ook afzonderlijk berecht kunnen worden.

3.5 Na verwijzing zal in het geding tussen de maatschap en het Waterschap opnieuw beoordeeld moeten worden of de maatschap in het hiervoor in 3.3 onder a) en c) vermelde bewijs is geslaagd. De motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat de maatschap in dat bewijs niet geslaagd is, behoeven derhalve geen behandeling.

3.6 De overige in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.7 Het hiervoor in 3.4.2 en 3.6 overwogene leidt tot vernietiging van het eindarrest voor zover gewezen tussen de maatschap en het Waterschap en voor het overige tot verwerping van het beroep.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 september 2005, voor zover gewezen tussen de maatschap en het Waterschap;

verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te Arnhem;

verwerpt het beroep voor het overige;

compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 mei 2007.