Home

Hoge Raad, 06-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:850, 22/00900

Hoge Raad, 06-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:850, 22/00900

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 juni 2025
Datum publicatie
6 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:850
Formele relaties
Zaaknummer
22/00900

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Art. 15e, leden 1 en 2, Wet op de vennootschapsbelasting 1969; artt. 7 en 23 Belastingverdrag Nederland-België; foutenleer bij bepalen van de vrij te stellen winst van een buitenlandse vaste inrichting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00900

Datum 6 juni 2025

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 januari 2022, nrs. BRE 19/3122 en BRE 19/31231, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.F.P. De Clercq en P.T.R.J. Vermeulen, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 12 augustus 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende is een in Nederland gevestigde besloten vennootschap. Haar onderneming wordt mede gedreven met behulp van een vaste inrichting in België.

2.2

In 1999 heeft belanghebbende een huurrecht ter zake van een in Nederland gevestigde supermarkt vervreemd. Voor de daarmee behaalde boekwinst heeft zij tot een bedrag van € 470.000 een herinvesteringsreserve in de zin van artikel 3.54 Wet IB 2001 (hierna: de herinvesteringsreserve) gevormd.

2.3

In 2003 heeft belanghebbende voor een bedrag van € 470.000 het gebruiksrecht op een in België gelegen woning (hierna: het gebruiksrecht) verworven. Het gebruiksrecht is gevestigd voor een termijn van 11 jaar en is tot het vermogen van de vaste inrichting gerekend. Met instemming van de Inspecteur heeft belanghebbende de herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffingskosten van het gebruiksrecht. Afgesproken is dat de jaarlijkse afschrijvingen op het gebruiksrecht worden toegerekend aan het in Nederland belastbare resultaat.

2.4

In haar aangiften voor de vennootschapsbelasting voor de jaren 2004 tot en met 2013 heeft belanghebbende bij het bepalen van de jaarlijks op grond van artikel 7 en artikel 23 van het Belastingverdrag Nederland-België3 (hierna: het Verdrag) vrij te stellen winst van de vaste inrichting een te lage afschrijving op het gebruiksrecht in aanmerking genomen. Deze te lage afschrijving is veroorzaakt doordat belanghebbende bij de winstbepaling van de vaste inrichting ten onrechte4 de aanvangsboekwaarde van het gebruiksrecht heeft gesteld op de aanschaffingsprijs verminderd met het bedrag van de herinvesteringsreserve.De Inspecteur heeft de door belanghebbende gedane aangiften gevolgd, waardoor voor de jaren 2004 tot en met 2012 een te hoge vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting is verleend ter zake van de aan de vaste inrichting toerekenbare winst.

2.5

Bij de aanslagregeling voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 heeft de Inspecteur de hiervoor in 2.4 beschreven fout ontdekt. Hij heeft daarom het voor het jaar 2013 aangegeven bedrag aan vrij te stellen winst van de vaste inrichting gecorrigeerd. Tevens heeft hij in dat jaar de voor elk van de jaren 2004 tot en met 2012 tot een te hoog bedrag verleende vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting met toepassing van de foutenleer in één keer gecorrigeerd. Daartoe heeft de Inspecteur de boekwaarde van het gebruiksrecht op 31 december 2012 gesteld op de waarde die het zou hebben gehad wanneer in alle jaren de juiste afschrijving zou zijn toegepast, en het verschil tussen die berekende boekwaarde en de door belanghebbende in haar fiscale balans opgenomen boekwaarde per 31 december 2012 toegevoegd aan de in Nederland belastbare winst van belanghebbende voor het jaar 2013. Aldus is de gemaakte afschrijvingsfout in 2013 hersteld.

3 De oordelen van de Rechtbank

3.1.1 Belanghebbende heeft voor de Rechtbank betoogd dat in dit geval de foutenleer niet kan worden toegepast, omdat het gebruiksrecht, ter bepaling van de zogenoemde generale winst, voor het juiste bedrag is opgenomen op de fiscale balans van belanghebbende per 31 december 2012 en die eindbalans dus geen fout bevatte. Er is slechts sprake van een (afschrijvings)fout bij het bepalen van de hoogte van de aan de vaste inrichting toe te rekenen en vrij te stellen winst. Een fout in de berekening van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting heeft geen invloed op de eindbalans van de vennootschap en is volgens belanghebbende daarom geen fout in de zin van de foutenleer.

3.1.2 De Rechtbank heeft dit betoog verworpen. Volgens haar valt niet goed in te zien waarom de foutenleer, die deel uitmaakt van de reguliere fiscale winstbepaling, niet van toepassing zou zijn bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting, ook al gaat het om het bepalen van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting.

3.2.1 Belanghebbende heeft voor de Rechtbank verder gesteld dat de foutenleer niet kan worden toegepast voor zover de Inspecteur de te weinig geheven vennootschapsbelasting had kunnen navorderen. Dit was volgens belanghebbende met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4, AWR mogelijk over alle jaren (2004 tot en met 2012) en anders, met toepassing van de reguliere navorderingstermijn van artikel 16, lid 3, AWR, in elk geval over de jaren 2011 en 2012.

3.2.2 De Rechtbank heeft ook die stelling verworpen. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is, omdat geen sprake is van een winstbestanddeel dat "in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen". De herinvesteringsreserve is immers gevormd ter zake van boekwinst op een Nederlands bedrijfsmiddel. Voor dat geval staat volgens de Rechtbank vast dat de in de jaren 2004 tot en met 2012 gemaakte fout niet uitsluitend door het opleggen van navorderingsaanslagen kan worden hersteld.

Indien een fout niet volledig kan worden hersteld door middel van het opleggen van navorderingsaanslagen of vrijwillige betaling, kan die fout volledig worden hersteld door toepassing van de foutenleer in het laatste nog openstaande jaar, in dit geval 2013, aldus nog steeds de Rechtbank.

4 Beoordeling van de middelen

5 Proceskosten

6 Beslissing