Parket bij de Hoge Raad, 24-05-2005, AT2897, 02104/04 A
Parket bij de Hoge Raad, 24-05-2005, AT2897, 02104/04 A
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 mei 2005
- Datum publicatie
- 26 mei 2005
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2005:AT2897
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT2897
- Zaaknummer
- 02104/04 A
Inhoudsindicatie
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen kan bij de bewijsvoering worden gebruikt. Zodanig oordeel zal dan wel zijn grondslag moeten vinden in andere bewijsmiddelen dan de verklaring(en) van de verdachte (HR NJ 2002, 567). Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen niet, zoals het hof i.c. heeft gedaan, worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van personen omtrent hetgeen de verdachte aan hen heeft medegedeeld. Verder is het oordeel van het hof i.c. niet zonder meer begrijpelijk.
Conclusie
Nr. 02104/04 A
Mr. Machielse
Zitting 29 maart 2005
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft bij vonnis van 25 mei 2004 verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf wegens "opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A van de Opiumlandsverordening 1960".
2. Namens verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend houdende een middel van cassatie.
3. Het middel klaagt over 's Hofs motivering van zijn oordeel dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte.
4. Het Hof heeft met betrekking tot de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van verdachte in zijn vonnis het volgende overwogen:
"Het Hof baseert zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan niet alleen op de door de eerste rechter gehanteerde bewijsmiddelen, maar ook op de leugenachtige verklaring van verdachte zelf.
In haar op 23 mei 2003 tegenover de politie afgelegde verklaring (V 01/01) verklaart verdachte, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
a. ik liep al lang rond met het idee om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie;
b. op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda;
c. op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen.
De juistheid van deze verklaringen van verdachte wordt weerlegd door na te melden verklaringen of ambtsberichten:
Ad a
a.1. [Getuige 1] (V 02/02), die verklaart dat de verdachte tegen hem gezegd heeft dat ze met een zieke schoonzus naar Nederland ging;
a.2. [Getuige 2] (bij RC), die verklaart van de directe chef van de verdachte begrepen te hebben dat de verdachte iemand naar Nederland moest begeleiden;
Ad b
b.1. het feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag gesloten is;
b.2. de verklaring van verdachte (V 01/01) inhoudende dat [zij] zich op 23 mei 2003 niet meer herinnerde hoeveel ze op 18 mei 2003 voor het ticket betaald heeft;
Ad c
c.1. het als bijlage bij het proces-verbaal opgenomen geschrift, zijnde een kopie van het ticket van de verdachte, waarop als retourdatum is vermeld 20 juni 2003.
Voor de onjuistheden in haar verklaringen is, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, geen andere reden aan te wijzen dan dat verdachte kennelijk de waarheid heeft willen bemantelen. Een waarheid die inhoudt, dat verdachte niet voor vakantie of begeleiding van een ziek persoon, maar voor een drugstransport naar Nederland ging."
5. Het Hof heeft voorts in de bijlage bij het vonnis onder de bewijsmiddelen nog het volgende overwogen:
"5.
De kennelijk leugenachtige verklaringen van de verdachte:
Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003, (V01/01), opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik liep al lang met het idee rond om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie (a). Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda (b). Op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen (c).
Het Hof leidt de leugenachtigheid af uit het feit dat deze verklaringen worden weerlegd door de inhoud van na te melden bewijsmiddelen alsmede het in het vonnis opgenomen feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag is gesloten.
Ad. a
• Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003 V(02/02), opgemaakt en op 12 juni 2003 gesloten door P.E. Elizabeth en mr. S.P. Claessen, beiden werkzaam bij de afdeling Douane Recherchedienst te Curaçao als buitengewoon agent van politie en door mr. S.P. Claessen ondertekend, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] -zakelijk weergegeven-:
Mijn moeder heeft gezegd dat zij met een zieke schoonzus naar Nederland ging.
•Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2003, opgemaakt door mr. C.H. Hato-Willems, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben interim directeur GOG. Ik heb van de directe chef van [verdachte] begrepen dat [verdachte] het verzoek om vrije dagen op het laatste moment heeft ingediend en dat zij iemand naar Nederland moest begeleiden.
Ad. b
• Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003 (V01/01), opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda. Ik herinner mij niet hoeveel ik ervoor betaald heb.
Ad. c
• Een geschrift, te weten een retourticket Curaçao-Amsterdam van KLM, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Curaçao - Amsterdam KL 78522 May
Amsterdam - Curaçao KL 73520 Juni
Het verklaren van onjuistheden door verdachte was er, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, kennelijk op gericht om te verhullen dat verdachte de reis naar Nederland ging maken met het doel om drugs naar Nederland te transporteren."
6. In de toelichting op het middel wordt ten aanzien van de verklaring van verdachte onder a aangevoerd dat haar mededelingen dat zij met een zieke schoonzus naar Nederland ging dan wel dat zij iemand naar Nederland moest begeleiden niet uitsluit dat verdachte met het idee rondliep om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie.
7. Voorts wordt met betrekking tot de verklaring van verdachte onder c aangevoerd dat de omstandigheid dat verdachte op haar werk had geregeld dat zij twee weken vrij van dienst kon krijgen niet in de weg hoeft te staan aan een retourticket op 20 juni 2003, aangezien er altijd nog de mogelijkheid van onbetaald verlof is.
8. Het oordeel van de rechter dat een verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, moet zijn grondslag vinden in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.(1) Behoedzaamheid bij het kwalificeren van verklaringen van verdachte als kennelijk leugenachtig en bij de daaraan te verbinden consequenties is echter ook dan geboden in die zin dat die leugenachtigheid voor een redelijk mens buiten kijf moet staan evenals de betekenis die eraan wordt toegekend.
9. Voor wat betreft de reden van het vertrek van verdachte naar Nederland acht ik 's Hofs oordeel omtrent de leugenachtigheid van de verklaring van verdachte daaromtrent onvoldoende gemotiveerd. De leugenachtigheid van de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat zij al lang met het idee rondliep om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie wordt in wezen opgehangen aan twee verklaringen die verdachte eveneens heeft afgelegd, maar dan tegenover een derde. De Hoge Raad heeft eerder beslist dat de leugenachtigheid van de ene verklaring van verdachte niet kan worden gebaseerd op een andere verklaring van dezelfde verdachte.(2) In die zaak bestempelde het hof de verklaring van verdachte tegenover de politie afgelegd als leugenachtig, gelet op de verklaring die verdachte in eerste aanleg had afgelegd. Dat vond geen genade in de ogen van de Hoge Raad. Ik zie evenwel geen verschil met de situatie waarin formeel verklaringen van derden worden gebruikt om een verklaring van verdachte als leugenachtig aan te kunnen merken, maar waarin het materieel gezien toch telkens gaat om verklaringen van verdachte zelf.
Op dezelfde grond kan de verklaring van verdachte, dat zij op zondag 18 mei 2003 een ticket heeft gekocht in Punda en dat zij zich niet herinnert hoeveel zij ervoor heeft betaald, niet eraan meewerken om de verklaring van verdachte dat zij op zondag 18 mei 2003 een ticket in Punda heeft gekocht te logenstraffen.
Ik wijs er nog op dat het Hof in de overweging die onderdeel uitmaakt van de bewijsmotivering in het arrest, als kennelijk leugenachtig aanmerkt niet alleen dat verdachte voor vakantie naar Nederland zou gaan maar ook dat zij ter begeleiding van een ziek persoon naar Nederland zou vertrekken. Maar de leugenachtigheid van de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat zij voor vakantie naar Nederland zou gaan, kan naar mijn oordeel niet worden aangetoond met andere verklaringen die volgens het Hof evenzeer leugenachtig zijn, te weten de verklaringen inhoudende dat zij een ziek persoon naar Nederland zou begeleiden.
Tot slot vermag ik evenmin in te zien waarom onderdeel c van verdachte's verklaring, inhoudende dat zij op haar werk het zodanig heeft geregeld dat zij twee weken vrij van dienst kon krijgen, leugenachtig zou zijn op basis van het retourticket Curaçao-Amsterdam dat als terugreisdatum 20 juni (2003) vermeldt. Als bewijsmiddel 4 heeft het hof immers voor het bewijs gebruikt een verklaring van verdachte, ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, die inhoudt dat zij op haar werk van dienst moest ruilen om op 23 mei 2003 naar Nederland te kunnen reizen, en dat zij reeds vakantie had gepland van 2 tot en met 26 juni 2003. Die verklaring heeft het hof niet als leugenachtig aangemerkt. Ik kan de inhoud van bewijsmiddel 4 niet anders begrijpen dan dat verdachte daarin uitlegt dat zij om op 23 mei 2003 naar Nederland te kunnen vertrekken nog extra bijna twee weken vrij moest organiseren, maar dat zij in ieder geval daarna tot minstens 20 juni 2003 vakantie had.
10. Naar mijn oordeel is de bewezenverklaring gelet op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt ontoereikend met redenen omkleed. Dat zal ertoe dienen te leiden dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en dat de strafzaak wordt teruggewezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR 18 januari 2005, zaaknr. 00835/04, LJN AR6616; HR 19 maart 2002, NJ 2002, 567; zie voorts omtrent het gebruik van een kennelijk leugenachtige verklaring voor het bewijs Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 4e druk, p. 620/621.
2 HR 19 maart 2002, LJN AD8873.