Home

Parket bij de Hoge Raad, 05-07-2024, ECLI:NL:PHR:2024:730, 21/05264

Parket bij de Hoge Raad, 05-07-2024, ECLI:NL:PHR:2024:730, 21/05264

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
5 juli 2024
Datum publicatie
5 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:730
Zaaknummer
21/05264

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Platformwerk. Waren de schoonmakers bij het (inmiddels failliet verklaarde) platform Helpling werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst of uitzendovereenkomst met Helpling, of op basis van een arbeidsovereenkomst met de huishoudens? Kan een particulier huishouden kwalificeren als inlener (“derde”) in de zin van art. 7:690 BW? Hoe moet in platformverhoudingen invulling worden gegeven aan het element “in dienst van” (gezagscriterium)?

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 21/05264

Zitting 5 juli 2024

CONCLUSIE

R.H. de Bock

In de zaak

Helpling Netherlands B.V.

advocaten: mr. S.F. Sagel en mr. I.L.N. Timp

tegen

1. Federatie Nederlandse Vakbeweging

2. [de schoonmaakster]

hierna tezamen: FNV c.s.

advocaat: H.J.W. Alt

1 Samenvatting

Deze zaak gaat over schoonmakers die via het platform van Helpling (dat op 10 januari 2023 failliet is gegaan) bij particuliere huishoudens schoonmaakwerk verrichtten. De kernvraag is of de schoonmakers een gewone arbeidsovereenkomst dan wel een uitzendovereenkomst hadden met Helpling, of dat zij een arbeidsovereenkomst hadden met de huishoudens. Volgens Helpling is sprake van een arbeidsovereenkomst met de huishoudens, waarop de Regeling Dienstverlening aan Huis van toepassing is. De kantonrechter heeft dit standpunt overgenomen.

FNV heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake was van een gewone arbeidsovereenkomst met Helpling. Subsidiair heeft FNV gesteld dat sprake was van een bijzondere arbeidsovereenkomst, namelijk een uitzendovereenkomst. Het hof heeft het subsidiaire standpunt gevolgd en geoordeeld dat er een uitzendovereenkomst bestond tussen Helpling en de schoonmakers, waarbij de huishoudens optraden als inlener. In het verlengde hiervan heeft het hof ook de Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) van toepassing geacht en geoordeeld dat de werkwijze van Helpling op enkele punten in strijd was met de Waadi.

In cassatie hebben zowel Helpling als FNV c.s. klachten gericht tegen het oordeel van het hof. Enkele van deze klachten slagen m.i., waardoor het oordeel van het hof dat sprake was van een uitzendovereenkomst niet in stand kan blijven. Anders dan het hof heeft aangenomen, kan een particulier huishouden namelijk niet optreden als inlener, omdat geen sprake is van terbeschikkingstelling van de uitzendkracht in het bedrijf van de inlener. Daarmee slaagt één van de klachten in het principaal cassatiemiddel. Verder slagen ook enkele klachten in het incidenteel cassatiemiddel, over de oordelen van het hof met betrekking tot toezicht en leiding. Voor zover het hof heeft bedoeld te oordelen dat geen sprake kan zijn van een gezagsverhouding met Helpling, doordat de huishoudens feitelijke aanwijzingen konden geven over de te verrichten schoonmaakwerkzaamheden, treffen de daartegen gerichte klachten van FNV c.s. doel.

Andere klachten falen. Daardoor moet m.i. in cassatie als vaststaand worden aangenomen dat sprake was van een gewone arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en Helpling.

Inhoudsopgave

1. Samenvatting

2. Feiten

3. Procesverloop

4. Inleiding juridisch kader

5. De werkwijze van Helpling

6. De Regeling Dienstverlening aan Huis

7. Het toetsingskader voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie

8. De uitzendovereenkomst

9. Het inlenersbegrip

10. De ontwikkeling van het wettelijke toetsingskader

11. De kwalificatie van platformarbeid

12. Bespreking van het principaal cassatiemiddel

13. Bespreking van het incidenteel cassatiemiddel

14. Slotsom

15. Conclusie

2 Feiten

In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan, die grotendeels zijn ontleend aan rov. 2.1-2.10 van het arrest van het hof Amsterdam van 21 september 2021.1

2.1

FNV stelt zich ten doel het in stand houden en uitbouwen van een democratische samenleving waarin de vrijheid van onderhandelen van de vakbeweging van werkenden en niet-werkenden is gewaarborgd. Tot de middelen waarmee zij haar doelstelling wil bereiken behoort volgens art. 8 van de statuten van FNV tevens het voeren van een groepsactie als bedoeld in art. 3:305a BW.

2.2

Helpling exploiteert een online platform waar (onder meer) schoonmakers en huishoudens afspraken kunnen maken over uit te voeren huishoudelijke werkzaamheden. Bij de Kamer van Koophandel heeft Helpling als activiteiten vermeld: “Overige zakelijke dienstverlening, de ontwikkeling, onderhoud en beheer van een website en platform voor particulieren onderling om hen te faciliteren bij het aantrekken van nieuwe klanten en opdrachten en het beheer van bestaande klantrelaties, en de bijstand bij interne procedures.”

2.3

De werking van het platform is als volgt. Een huishouden en de (hierna om praktische redenen aan te duiden als) schoonmaker kunnen beiden een profiel aanmaken. De schoonmaker kan een profiel aanmaken met onder meer een foto, een (aanprijzende) tekst, kan specialiteiten vermelden en de eigen agenda beheren en invullen. De schoonmaker bepaalt zelf het uurtarief waarvoor huishoudelijke werkzaamheden worden verricht. Helpling heeft daarbij een minimum en een maximum ingesteld, waarbij geldt dat het minimum het wettelijk minimumloon is en het maximum uurloon, € 45,- bruto, op verzoek van een schoonmaker handmatig kan worden verhoogd. Helpling hanteert voorts een gebruikershandleiding waarin de regels voor het gebruik van het platform staan.

2.4

Om te voorkomen dat mensen zich aanmelden als schoonmaker en afspraken maken die zij niet na zullen komen, dient een schoonmaker een aantal vragen te beantwoorden bij het aanmaken van een profiel, en moet eerst een afspraak worden gepland en uitgevoerd alvorens meer opdrachten geaccepteerd kunnen worden.

2.5

Een huishouden kan aan de hand van in te vullen zoekcriteria een schoonmaakopdracht aanbieden aan een of meer schoonmakers die voldoen aan de opgegeven criteria. Het huishouden bepaalt wie de klus aangeboden krijgt. Als het huishouden meerdere schoonmakers uitkiest krijgt de schoonmaker die het aanbod als eerste accepteert de opdracht. Als alle schoonmakers het aanbod weigeren krijgt het huishouden daarvan bericht en dient het huishouden een nieuwe opdracht uit te zetten.

2.6

Na acceptatie van een schoonmaakopdracht kan een schoonmaker deze in beginsel niet meer annuleren. Verplaatsen kan wel, in overleg met het huishouden. Nadat de geplande afspraak heeft plaatsgevonden stuurt Helpling een bericht aan de schoonmaker, waarbij de schoonmaker kan aangeven of de werkzaamheden zijn uitgevoerd zoals gepland (of dat bijvoorbeeld meer of minder uren zijn gewerkt) en stelt – als de schoonmaker daarvoor akkoord geeft – Helpling (automatisch) een factuur op in naam van de schoonmaker voor de verrichte werkzaamheden, die vervolgens door de schoonmaker aan het huishouden wordt gestuurd.

2.7

De overeenkomst tussen Helpling en de schoonmaker wordt door Helpling aangeduid als Gebruikersovereenkomst. Deze overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd. De voor uitvoering van deze overeenkomst relevante afspraken c.q. bepalingen zijn neergelegd in de tussen Helpling en de schoonmaker en tussen Helpling en het huishouden van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Deze voorwaarden zijn enkele malen gewijzigd (zie verder vanaf 5.14). Helpling hanteert ook algemene voorwaarden die gelden tussen het huishouden en de schoonmaker.

2.8

[de schoonmaakster] (hierna: de schoonmaakster) heeft zich als schoonmaker bij Helpling aangemeld en vanaf 8 maart 2017 tot 4 september 2017 werkzaamheden bij huishoudens verricht. In totaal heeft zij in deze periode van 24,5 week 172 uur gewerkt, gemiddeld 6,7 uur per week.

2.9

Op 4 september 2017 heeft de schoonmaakster zich ziekgemeld bij Helpling en inlichtingen ingewonnen bij Helpling over mogelijke doorbetaling van loon bij ziekte. Helpling heeft hierop laten weten dat geen sprake was van een dienstverband en dat op de schoonmaakster de Regeling Dienstlening aan Huis (hierna: RDH) van toepassing is.

2.10

FNV heeft Helpling op 22 december 2017 een brief gestuurd (en op 16 januari 2018 opnieuw aan het nieuwe adres van Helpling) waarin zij zich op het standpunt stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers die via haar platform werken, en dat Helpling de schoonmaak-cao dient toe te passen. Partijen hebben vervolgens tot en met juni 2018 met elkaar gecorrespondeerd maar hebben geen minnelijke oplossing bereikt.

3 Procesverloop

3.1

FNV c.s. hebben Helpling bij inleidende dagvaarding van 16 oktober 2018 gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Na vermeerdering van eis bij memorie van grieven2 luiden de vorderingen als volgt (mijn nummering):

Primair:

1. te verklaren voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaakster en andere schoonmaaksters enerzijds en Helpling anderzijds in de zin van art. 7:610 BW;

Subsidiair:

2. te verklaren voor recht dat sprake is van een uitzendovereenkomst tussen de schoonmaakster en Helpling in de zin van art. 7:690 BW;

3. te verklaren voor recht dat Helpling handelt in strijd met het verbod arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder registratie in het handelsregister op grond van art. 7a lid 1 Waadi;

4. te verklaren voor recht dat Helpling in strijd met art. 9 Waadi aan de schoonmaakster een financiële tegenprestatie vraagt voor haar uitzendwerkactiviteiten;

5. Helpling te gebieden aan de schoonmaakster de bedragen die Helpling heeft geïncasseerd als percentage van haar verdiensten aan haar terug te betalen;

6. Helpling te verbieden een beloning te vragen voor haar uitzendactiviteiten door uitzendkrachten uit te zenden naar particuliere huishoudens om aldaar schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor iedere dag dat gedaagde dit verbod overtreedt;

7. te verklaren voor recht dat Helpling in strijd handelt met art. 8 Waadi door aan de schoonmaakster niet hetzelfde loon en andere arbeidsvoorwaarden te betalen als de arbeidsvoorwaarden die gelden voor werknemers in gelijkwaardige functies;

8. te verklaren voor recht dat het beding zoals dit is opgenomen in paragraaf 4 lid 1 (verbod om gedurende 24 maanden na laatste contact met Helpling, zonder Helpling, schoonmaakdiensten overeen te komen) van de algemene voorwaarden nietig is wegens strijd met het belemmeringsverbod in art. 9a Waadi;

9. Helpling te gebieden met onmiddellijke ingang te stoppen met het op welke wijze dan ook belemmeringen te hanteren in de zin van art. 9a Waadi en Helpling een dwangsom op te leggen van € 10.000,- voor elke dag dat zij dit gebod overtreedt;

Primair en subsidiair:

10. te verklaren voor recht dat op de rechtsverhouding tussen de schoonmaakster en andere aan Helpling verbonden schoonmakers enerzijds en Helpling anderzijds de Schoonmaak-cao van toepassing is;

11. Helpling te veroordelen tot naleving van de Schoonmaak-cao op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per dag voor iedere dag dat Helpling hiertoe in gebreke blijft met ingang van 30 dagen na betekening van dit vonnis;

12. Helpling te veroordelen tot betaling aan FNV een bedrag van € 15.000,- als schadevergoeding op grond van art. 3 lid 4 Wet AVV vanwege het niet naleven van de Schoonmaak-cao;

13. Helpling te veroordelen tot betaling van het rechtens geldende (cao-)loon aan de schoonmaakster op basis van het gemiddelde van de door haar feitelijk gewerkte uren, te weten 26,8 uur per vier weken en tot toekenning van overige emolumenten op basis van de cao (vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, opbouw vakantie-uren en deelname aan het pensioenfonds) vanaf 8 maart 2017, te weten de aanvang van de arbeidsovereenkomst tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;

14. afgifte aan FNV c.s. door Helpling uiterlijk 1 week na betekening van het vonnis, van de berekeningen van het loon inclusief de overige emolumenten die door een correcte toepassing van de cao ontstaan voor de schoonmaakster, vanaf 8 maart 2017 tot de datum waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn beëindigd, bij gebreke waarvan Helpling een dwangsom verschuldigd is van € 500,- per dag;

15. de schoonmaakster in de gelegenheid stellen de basisvakopleiding op grond van art. 36 B cao te volgen;

16. betaling van de wettelijke verhoging over de verschuldigde loonaanspraken van de schoonmaakster vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn;

17. betaling van de wettelijke rente over de verschuldigde loonaanspraken van de schoonmaakster vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn;

Meer subsidiair:

18. te verklaren voor recht dat het gebruik van algemene voorwaarden om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen in strijd is met het dwingende karakter van het arbeidsrecht en/of met art. 6:245 BW dan wel art. 6:233 onder a BW (onbevoegde vertegenwoordiging) en/of onrechtmatig is jegens de schoonmakers op grond van art. 6:193 lid 1 BW wegens een oneerlijke handelspraktijk of op grond van art. 6:193c lid 1 aanhef en onderdeel g BW alsmede op grond van art. 6:193d BW wegens een misleidende handelspraktijk;

19. Helpling te gebieden met onmiddellijke ingang te stoppen met het gebruik van algemene voorwaarden om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen tussen de schoonmakers en de particuliere huishoudens, bij gebreke waarvan Helpling met onmiddellijke ingang een dwangsom verschuldigd is van € 10.000,- per dag;

20. te verklaren voor recht dat Helpling tussen de schoonmaakster en andere schoonmaakhulpen enerzijds en klanten anderzijds, bemiddelt met het oogmerk om tussen schoonmaker en klant een arbeidsverhouding tot stand te brengen zoals bedoeld in de Waadi;

21. te verklaren voor recht dat de activiteiten van Helpling bemiddelingsactiviteiten zijn in de zin van de Waadi en dat Helpling in strijd handelt met art. 1 lid 1 onder b van de Waadi door van de werkzoekenden, waaronder de schoonmaakster, een financiële tegenprestatie te vorderen voor haar bemiddelingsactiviteiten;

22. Helpling te gebieden met onmiddellijke ingang te stoppen met het vragen van een tegenprestatie voor haar bemiddelingsactiviteiten, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag wanneer Helpling in gebreke blijft;

23. Helpling te gebieden aan de schoonmaakster de bedragen die Helpling heeft geïncasseerd als percentage van haar verdiensten aan haar terug te betalen, te weten een bedrag van € 590,68, dan wel dit bedrag bij wijze van schadevergoeding aan haar te betalen;

24. te verklaren voor recht dat Helpling ten onrechte heeft nagelaten de schoonmaakster te wijzen op de rechten, voortvloeiende uit het bestaan van een overeenkomst conform de Regeling Dienstverlening aan huis tussen de schoonmaakster en huishoudens naar welke zij door Helpling werd bemiddeld, waaronder de rechten met betrekking tot doorbetaling bij ziekte en het in acht nemen van één maand opzegtermijn ;

Uiterst subsidiair:

25. te verklaren voor recht dat er tussen de schoonmaakster en haar collega’s en Helpling sprake is van een overeenkomst van opdracht waarbij er tussen de schoonmaakster en haar collega’s enerzijds en de klant anderzijds sprake is van een overeenkomst conform de Regeling dienstverlening aan huis;

In alle gevallen:

26. Helpling te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van FNV en de schoonmaakster, eventuele nakosten en het griffierecht daaronder begrepen.

3.2

Helpling heeft op 15 januari 2019 een conclusie van antwoord genomen, waarin zij concludeert FNV c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in al hun vorderingen, althans hun vorderingen af te wijzen c.q. te matigen met een veroordeling van FNV c.s. in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaten.

3.3

Op 22 mei 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. In de aanloop naar deze comparitie heeft Helpling aanvullende producties (42 t/m 101) ingebracht.

3.4

Bij vonnis van 1 juli 2019 heeft de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam de meer subsidiaire vorderingen van FNV c.s. gedeeltelijk toegewezen.3 Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaker en de klant (rov. 19), waarbij Helpling optreedt als bemiddelaar. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat Helpling tussen de schoonmaakster en andere schoonmakers enerzijds, en klanten anderzijds bemiddelt met het oogmerk om tussen schoonmaker en klant een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen, zoals bedoeld in art. 1 lid 1 sub b van de Waadi (rov. 21-22). Verder heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de activiteiten van Helpling bemiddelingsactiviteiten zijn in de zin van de Waadi en dat Helpling in strijd handelt met artikel 3 lid 1 van de Waadi door van de werkzoekenden, waaronder de schoonmaakster, een financiële tegenprestatie te vragen voor haar bemiddelingsactiviteiten. Voorts is Helpling geboden te stoppen met het van de werkzoekenden vragen van een tegenprestatie voor haar bemiddelingsactiviteiten, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat Helpling hiermee vanaf 1 augustus 2019 in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,- (rov. 23-25). Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

3.5

FNV c.s. is bij appeldagvaarding van 30 september 2019 bij het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter.

3.6

Bij memorie van grieven4 van 11 februari 2020 keert FNV c.s. zich met twaalf grieven tegen de afwijzing van de primaire en subsidiaire vorderingen in eerste aanleg.

3.7

Helpling heeft een memorie van antwoord genomen, tevens houdende een memorie van grieven in incidenteel appel. Helpling concludeert in het principale appel tot ongegrondverklaring van de grieven van FNV c.s. en bekrachtigen, dan wel niet-ontvankelijkverklaring van FNV c.s. althans ontzegging van hun vorderingen. Voorts komt Helpling in het incidenteel appel met drie grieven op tegen het vonnis van de kantonrechter.

3.8

FNV c.s. heeft een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen, waarin wordt geconcludeerd tot verwerping van de grieven en afwijzing van de vorderingen in het incidenteel appel.

3.9

Op 7 juli 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. In de aanloop naar de mondelinge behandeling hebben beide partijen aanvullende producties ingebracht.5

3.10

Bij arrest van 21 september 2021 (het bestreden arrest) heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het arrest laat zich als volgt samenvatten. De wijze waarop door het huishouden en de schoonmaker uitvoering wordt gegeven aan de overeengekomen rechten en plichten, wijst naar het oordeel van het hof in het geheel niet op een tussen hen aanwezige arbeidsovereenkomst (rov. 3.15). Naar het oordeel van het hof is tussen de schoonmaakster en andere schoonmakers enerzijds en Helpling anderzijds, sprake van een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 BW, zodat de hierop gerichte verklaring voor recht wordt toegewezen (rov. 3.15-3.17.2). Verder verklaart het hof voor recht dat Helpling in strijd handelt met het verbod om arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder registratie in het handelsregister op grond van art. 7a Waadi (rov. 3.18.1). Het beding in de algemene voorwaarden, dat een schoonmaker verbiedt om gedurende 24 maanden na het laatste contact met Helpling, zonder Helpling schoonmaakdiensten overeen te komen, is naar het oordeel van het hof nietig wegens strijd met belemmeringsverbod in art. 9a Waadi (rov. 3.18.7). Hoewel het hof overweegt dat Helpling ook in strijd heeft gehandeld met art. 9 Waadi door bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten een tegenprestatie te bedingen, is de hierop gegronde vordering volgens het hof niet toewijsbaar, omdat toewijzing van die vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (rov. 3.18.2-3.18.4). Ten slotte oordeelt het hof dat de Schoonmaak-cao niet van toepassing is, omdat Helpling niet is aan te merken als een schoonmaakbedrijf (rov. 3.19).

3.11

Helpling heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld van het arrest van het hof Amsterdam van 21 september 2021. FNV c.s. heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Partijen hebben beiden een schriftelijke toelichting genomen, waarna zij hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Achtereenvolgens op 17 en 18 november 2022 hebben partijen de dossiers in vorige instanties gefourneerd en om arrest gevraagd. Op dat moment was in deze zaak nog geen conclusie genomen.

3.12

Op 10 januari 2023 heeft de rechtbank Amsterdam het faillissement van Helpling Netherlands B.V. uitgesproken. Mr. M. Moeliker is aangesteld als curator.6

3.13

De curator heeft alle geregistreerde huishoudhulpen, gelet op deze procedure in cassatie, voorwaardelijk ontslag aangezegd.7

3.14

Bij arrest van 9 juni 2023 heeft de Hoge Raad verstaan dat het geding in cassatie geschorst is voor zover het verifieerbare vorderingen betreft, en dat het geding ten aanzien van deze rechtsvorderingen kan worden voortgezet indien de verificatie van de vorderingen wordt betwist (rov. 3.3.5). De verifieerbare vorderingen zijn volgens de Hoge Raad bijvoorbeeld de onder 5, 12, 13 en 23 genoemde rechtsvorderingen (rov. 3.3.4).8 Voorts overweegt de Hoge Raad dat partijen naar aanleiding van mijn conclusie van 3 februari 2023 er geen blijk van hebben gegeven het geding ten aanzien van de overige rechtsvorderingen – de niet-verifieerbare vorderingen9 – (thans) te willen voortzetten (rov. 3.3.5).

3.15

De Hoge Raad overweegt vervolgens voornemens te zijn de zaak ambtshalve door te halen.10 Alvorens daartoe over te gaan, biedt de Hoge Raad partijen de gelegenheid zich over dit voornemen uit te laten. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat, indien een partij voortzetting van het geding ten aanzien van een of meer niet-verifieerbare vorderingen verlangt, zij zich mede erover uit dient te laten in hoeverre bij die rechtsvorderingen een ander belang bestaat dan dat haar verifieerbare vorderingen toewijsbaar zijn.11

3.16

Helpling heeft geen uitlating gedaan over het voornemen van de Hoge Raad tot ambtshalve doorhaling van de zaak.12

3.17

FNV c.s. heeft bij brief van 6 juli 2023 verzocht om niet tot ambtshalve doorhaling over te gaan. FNV c.s. heeft toegelicht belang te hebben bij voortzetting van de procedure, in elk geval voor wat betreft de vorderingen genoemd onder 1 t/m 4, 10, 18 en 24. FNV c.s. verzoekt de Raad om over deze vorderingen, mogelijk nadat er een nadere conclusie is gevraagd, inhoudelijk uitspraak te doen. Voorts heeft FNV c.s. voor zover nodig verzocht om haar een termijn te gunnen om de curator in het geding te roepen.

3.18

FNV c.s. is in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 28 juli 2023 over te gaan tot oproeping van de curator.

3.19

Bij oproepingsexploot van 14 juli 2023 heeft FNV c.s. de curator opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 28 juli 2023.

3.20

Bij brief van 25 juli 2023 heeft de curator laten weten niet in het geding te zullen verschijnen. Voorts heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat de procedure volledig dient te worden geschorst, omdat de vorderingen van FNV c.s. (uiteindelijk) voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben.

3.21

Op 1 december 2023 heb ik een nadere conclusie genomen, die ertoe strekt dat de Hoge Raad verstaat dat het geding in cassatie kan worden voortgezet voor zover het de vorderingen genoemd onder 1, 2, 4 en 18 betreft (zie hiervoor onder 3.1), en dat het geding voor het overige op de voet van art. 29 Fw geschorst is.

3.22

Bij arrest van 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad arrest verstaan dat de procedure wordt voortgezet voor zover het de rechtsvorderingen betreft genoemd onder 1, 2 en 4.

4 Inleiding juridisch kader

5 De werkwijze van Helpling

14 INTERN KLACHTENAFHANDELINGSSYSTEEM

18 WIJZIGING VOORWAARDEN

6 De Regeling Dienstverlening aan Huis

7 Het toetsingskader voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie

8 De uitzendovereenkomst

9 Het inlenersbegrip

10 De ontwikkeling van het wettelijke toetsingskader

11 De kwalificatie van platformarbeid

12 Bespreking van het principaal cassatiemiddel

13 Bespreking van het incidenteel cassatiemiddel

14 Slotsom

15 Conclusie