Home

Rechtbank Den Haag, 09-09-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12210, AWB - 19 _ 5695

Rechtbank Den Haag, 09-09-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12210, AWB - 19 _ 5695

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
9 september 2020
Datum publicatie
5 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:12210
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5695

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Eiseres verkoopt een stuk grond met daarop een muur. De verkrijger heeft ter zake van de verkrijging overdrachtsbelasting voldaan. Aan eiseres is vervolgens een naheffingsaanslag omzetbelasting en een boete opgelegd, omdat zij een bouwterrein zou hebben geleverd. De rechtbank oordeelt dat de muur op het terrein naar aard en omvang niet verwaarloosbaar is. Ten tijde van de levering was er daarom geen sprake van onbebouwde grond. Van de levering van een bouwterrein is dan geen sprake. De naheffingsaanslag en de boete worden vernietigd. Het verzoek van eiseres om vergoeding van de werkelijke proceskosten wordt afgewezen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder tegen beter weten in procedeert of dat sprake is van ernstig onzorgvuldig handelen door verweerder.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 19/5695

(gemachtigde: mr. J.P. van der Putten),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting (de naheffingsaanslag) en bij beschikking een boete van € 5.278 (de boetebeschikking) opgelegd. Tevens is belastingrente aan eiseres in rekening gebracht (de rentebeschikking).

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 augustus 2019 de naheffingsaanslag, de rentebeschikking en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020.

Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] en mr. [C] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres houdt zich bezig met het ontwikkelen van bouwprojecten. Zij is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). In 2002 heeft eiseres een stuk grond in [plaats] in eigendom verkregen. Op het stuk stond een oude fabriek. Eiseres had het voornemen om dit gebouw te slopen om daarna op het stuk grond een appartementencomplex met zes appartementen en een penthouse en twaalf eengezinswoningen te bouwen. Zij heeft daartoe op 30 mei 2002 een bouwvergunning gekregen.

2. De oude fabriek is vrijwel geheel gesloopt. Een aantal funderingspalen is in de grond achtergebleven. Eén zijwand van de fabriek is blijven staan. Deze zijwand is 96 meter lang, 2,40 meter hoog en 25 centimeter breed en staat op een twee meter diepe en één meter brede fundering (de muur). De muur loopt over vrijwel een zijde van het stuk grond en fungeerde als grondkering en als afscheiding tussen de tuinen en het onbebouwd gebleven deel van het stuk grond. In 2006 is het appartementencomplex gebouwd. De bouw van de twaalf eengezinswoningen is echter vanwege de slechte economische omstandigheden nooit doorgegaan. Het onbebouwd gebleven deel van het stuk grond (het perceel) is vervolgens op 19 november 2014 door eiseres verkocht. De koopovereenkomst is neergelegd in een notariële akte die door eiseres en koper op 29 september 2015 is ondertekend. Op 22 maart 2016 hebben eiseres en koper een aanvulling op de koopovereenkomst getekend en op 21 april 2016 is het perceel vrij van omzetbelasting geleverd aan koper. Tussen partijen is niet in geschil dat, ook al is dat in de koopovereenkomst niet uitdrukkelijk vermeld, de muur is meegeleverd in het geheel. Koper heeft ter zake van de verkrijging van het perceel overdrachtsbelasting voldaan.

3. Op 12 mei 2016 heeft de koper een omgevingsvergunning gekregen voor de bouw van tien woningen en het realiseren van een in- en uitrit op het perceel. Op het perceel zijn deze tien woningen ook vervolgens gebouwd. De muur fungeert als tuinafscheiding en buitenwand van de nieuw gebouwde garages en als grondkering voor de aangrenzende tuinen aan de andere kant van de muur.

4. In 2017 is bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016. Van de bevindingen is een rapport opgemaakt met dagtekening 13 mei 2018. Een kopie van dit rapport behoort tot de gedingstukken. In het rapport wordt voor zover hier van belang het volgende vermeld:

“3.1 verschuldigde omzetbelasting

Op de aangiften omzetbelasting welke betrekking hebben op het tijdvak 1 januari 2012 t/m 31 december 2016 is geen belaste omzet aangegeven. Wel bleek uit de administratie dat 29 september 2015 een perceel grond is verkocht waarvan de levering in 2016 zou plaats vinden. De verkoopprijs van de grond bedroeg € 1.410.000 exclusief belastingen.

In 2016 is geen belaste levering aangegeven. Koper en verkoper hadden de intentie om de grond te leveren belast met overdrachtsbelasting. In een aanvullende overeenkomst, getekend op 22 maart 2016 is vermeld dat partijen nadrukkelijk zijn overeengekomen dat het niet de bedoeling is dat verkoper aan koper bouwterrein c.q. bouwrijp terrein levert. Koper zou zelf zorgen voor het bouwrijp maken van het gekochte, het verkrijgen van de benodigde omgevingsvergunning en alles wat verder nodig is ten behoeve van de bebouwing van het gekochte.

Voor deze grond is in 2002 een bouwvergunning afgegeven voor het oprichten van 6 appartementen met 1 penthouse en 12 woningen. In 2004 is door de gemeente Rijswijk verklaard medewerking te verlenen aan een wijziging van het bouwplan. Deze vergunning is volgens de ons door de gemeente Rijswijk ter beschikking gestelde gegevens nooit ingetrokken.

In 2016 heeft de gemeente Rijswijk meegewerkt aan een wijziging van het plan voor de bouw van 10 woningen in plaats van 12. Hiervoor is in 2016 een nieuwe omgevingsvergunning verleend. Omdat de eerder afgegeven bouwvergunning nooit is ingetrokken is in 2016 sprake van de levering van bouwterrein/bouwrijpe grond.

Op grond van de hiervoor vermelde gegevens is ter zake van deze levering omzetbelasting verschuldigd. Steun voor dit standpunt wordt ontleend aan het besluit van de Staatssecretaris van Financiën inzake de levering en verhuur van onroerende zaken, gepubliceerd in de Staatscourant nr. 26851 van 30 september 2013 en de uitspraak van de rechtbank en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:RBGEL:2014:1820, EN ICLI:NL:GHARL:2015:4471.

Nu sprake is van een belaste levering bedraagt de verschuldigde omzetbelasting 21% van € 1.410.000 = € 296.100.

Correctie, meer belaste omzet € 1.410.000

meer verschuldigde omzetbelasting € 296.100

(…)

5 Boete

Op grond van artikel 67c van de AWR zal per kalenderjaar wegens het niet tijdig betalen dan wel wegens het niet of het gedeeltelijk niet betalen een verzuimboete worden opgelegd van 10% over de correcties waarbij de boete niet hoger is dan het wettelijk maximum (zoals vermeld in artikel 67c van de AWR).

De verzuimboete bedraagt € 5.278.”

5. Met dagtekening 29 mei 2018 zijn de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de rentebeschikking aan eiseres opgelegd.

Geschil6.In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en, zo ja, tot het juiste bedrag aan eiseres is opgelegd en of de boete terecht aan haar is opgelegd.

Beslissing

Rechtsmiddel