Home

Rechtbank Rotterdam, 03-09-2008, BG0764, 238937 - HA ZA 05-1499

Rechtbank Rotterdam, 03-09-2008, BG0764, 238937 - HA ZA 05-1499

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
3 september 2008
Datum publicatie
20 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2008:BG0764
Zaaknummer
238937 - HA ZA 05-1499

Inhoudsindicatie

Erfrecht en ipr. Recht dat van toepassing is op de vererving en op de afwikkeling van de nalatenschap, in het bijzonder de bevoegdheden terzake van de testamentair aangewezen executeur en afwikkelingsbewindvoerder. De rechtskeuze voor Nederlands recht in het testament ten aanzien van de vererving wordt beoordeeld aan de hand van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging 1989 (verder te noemen: Haags Erfrechtverdrag). Deze keuze is geldig bevonden op grond van het gegeven dat de erflater op het tijdstip van de aanwijzing en van zijn overlijden de Nederlandse nationaliteit bezat.

De vraag welk recht toepasselijk is op de afwikkeling wordt getoetst aan artikel 4 Wet conflictenrecht erfopvolging waar is bepaald dat de vereffening wordt beheerst door Nederlands recht indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had. De bepalingen van Wet conflictenrecht erfopvolging geven niet aan welk recht van toepassing is indien zoals in dit geval de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in een ander land (Zwitserland) had. Een rechtskeuze is blijkens de Wet conflictenrecht erfopvolging en de wetsgeschiedenis ten aanzien van de vereffening en de taak en bevoegdheden van de vereffenaar niet mogelijk. Hoewel in het Nederlandse internationaal privaatrecht renvoi doorgaans wordt uitgesloten, is uit artikel 4 en 5 van de Wet conflictenrecht erfopvolging en de wetsgeschiedenis op te maken dat het Nederlandse internationaal privaatrecht geen functie te vervullen heeft indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in het buitenland had. In dit geval ligt het dus voor de hand om aansluiting te zoeken bij het internationaal privaatrecht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had. Artikel 92 lid 2 van het Zwitsere IPRG bepaalt „Die Durchführung der einzelnen Massnahmen richtet sich nach dem Recht am Ort der zuständigen Behörde.“ Ingevolge artikel 86 lid 1 IPRG is het gerecht of de instantie bevoegd van het land waar de erflater zijn laatste woonplaats had en dit zou dus tot Zwitsers recht leiden. De rechtbank past in dit geval echter het (gekozen) Nederlands recht toe omdat de afwikkeling van de nalatenschap hoofdzakelijk in Nederland dient plaats te vinden. De te verdelen boedel betreft hoofdzakelijk in Nederland gelegen onroerende zaken. De zaak is voorts aanhangig bij de Nederlandse rechter, die op grond van artikel 2 Rv bevoegd is tot kennisneming daarvan, en niet bij de Zwitserse rechter op de voet van artikel 86 lid 1 IPRG. Voorts zijn enkele bevoegdheden en rechten van de executeur expliciet in het door Nederlands recht beheerste testament geregeld. Het is onder deze omstandigheden in strijd met het doel van artikel 92 lid 2 IPRG als ook artikel 4 en 5 Wet conflictenrecht erfopvolging, die een doelmatige afwikkelingsprocedure beogen, om de instelling van de executele alsmede de bevoegdheden van de executeur aan Zwitsers recht te onderwerpen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 238937 / HA ZA 05-1499

Vonnis van 3 september 2008

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. J.W. Bitter,

tegen

1. [gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats],

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. P.H.C.M. van Swaaij,

3. [gedaagde sub 3],

wonende te [woonplaats],

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. J.W.Langeler,

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1 en 2] en [gedaagde sub 3] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de akte wijziging/vermeerdering van eis d.d. 15 november 2006;

- de akte houdende vermindering van eis d.d.21 februari 2007;

- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;

- de conclusie van antwoord/akte tot referte van [gedaagde sub 3];

- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;

- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie tevens akte houdende

wijziging van eis in reconventie;

- de conclusie van dupliek in conventie van [gedaagde sub 3];

- de conclusie van dupliek in reconventie;

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [persoon 1] is op 19 augustus 2003 in Zwitserland overleden. Bij zijn enige ten tijde van het overlijden van kracht zijnde testament, verleden op 28 mei 2002, heeft de erflater bepaald dat ten aanzien van de vererving van de nalatenschap het Nederlands recht van toepassing zal zijn. Voorts heeft hij als uitdrukkelijke wens te kennen gegeven dat de uitleg en de uitvoering van zijn uiterste wilsbeschikkingen zoveel mogelijk dient te geschieden naar Nederlands recht. Hij heeft zijn drie kinderen ([eiseres], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]) gezamenlijk en voor gelijke delen tot zijn enige erfgenamen benoemd. De erfstelling vond plaats onder de last van enkele in het testament beschreven legaten.

2.2 Bij het testament is [gedaagde sub 3] tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Het bewind is ingesteld in het gemeenschappelijk belang. De executele en het bewind omvatten alle goederen en schulden die tot de nalatenschap behoren. De executeur is verplicht binnen twee maanden na het overlijden ten behoeve van de erfgenamen een boedelbeschrijving te maken, met inbegrip van een voorlopige staat van schulden de nalatenschap. De executeur is bevoegd zonodig een boedelnotaris en/of taxateurs aan te wijzen. De executeur vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en

buiten rechte.

2.3 De drie erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.

2.4 De nalatenschap bestond aanvankelijk uit activa en passiva in Nederland,

Zwitserland en Italië thans - na tussentijdse wijzigingen als gevolg van verkoop en partiële verdeling- nog uit beleggingsobjecten (onroerend goed) te Amsterdam, enige vastgoedparticipaties, vorderingen op de vastgoedbeheerder, waarborgsommen van de huurders van de beleggingsobjecten, kort lopende verplichtingen, met name kosten van beheer en afwikkeling van de nalatenschap en de kredietfaciliteit bij [persoon 2].

3. Het geschil en de vorderingen

in conventie

3.1. [eiseres] vordert als nader gewijzigd -samengevat- voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. één of meer deskundigen te benoemen om de onderhandse verkoopwaarde in

het economisch verkeer te bepalen van de te verdelen registergoederen in Amsterdam;

II. de gemeenschap bestaande uit de nalatenschap van [persoon 1] te verdelen op een wijze als in de akten houdende wijziging/vermeerdering van eis d.d. 15 november 2006 en akte houdende vermindering van eis d.d. 21 februari 2007 aangegeven;

III. voor zover de verdeling niet in het te wijzen vonnis tot stand wordt gebracht:

gedaagden sub 1 en 2: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te bevelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis met [eiseres] over te gaan tot verdeling van de nalatenschap van [persoon 1], op de wijze als door de rechtbank te bepalen, en te verschijnen voor [notaris], notaris te Rotterdam, althans voor een (andere) door de rechtbank te benoemen notaris, op de door de notaris te bepalen plaatsen, data en tijdstippen, teneinde alsdan mee te werken aan het passeren van de met inachtneming van het door de rechtbank te wijzen vonnis op te stellen notariële aktes van verdeling en levering, een en ander op straffe van verbeurte aan [eiseres] van een dwangsom van € 5.000,= door elk van de gedaagden sub 1 en 2: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor elke dag dat die gedaagde in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen;

IV. een onzijdig persoon te benoemen die gedaagden sub 1 respectievelijk 2, bij de

verdeling zal vertegenwoordigen;

V. gedaagden sub 3 ([gedaagde sub 3]), te bevelen, althans te machtigen om mee te

werken aan de verdeling van de nalatenschap van [persoon 1] op de wijze als door de rechtbank te bepalen;

VI. met veroordeling van [gedaagden sub 1 en 2] in de kosten van deze procedure;

3.2. [gedaagde sub 1 en 2] en [gedaagde sub 3] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.3. [gedaagde sub 1 en 2]vordert als nader gewijzigd samengevat -

a) te verklaren voor recht dat

- [eiseres] door erflater middels art.V van het testament in de legitieme is gesteld;

-de erfopvolging wordt beheerst door Nederlands recht terwijl de afwikkeling van de nalatenschap, alsmede de taak en bevoegdheden van de executeur [alsook de verdeling van de nalatenschap (de rechtbank begrijpt gelet op het gestelde onder punt 10 van de conclusie van dupliek dat deze passage ten onrechte is gehandhaafd)]worden beheerst door Zwitsers recht;

-de executeur geen (afwikkelings)bewindvoerder is of is geweest en derhalve in die hoedanigheid geen taken of bevoegdheden heeft, ook niet bij de uitvoer van de verdeling van de nalatenschap;

b) de notariële akten inhoudende “verklaring van executele” d.d. 2 september 2003 en “verklaring van executele en erfrecht” d.d. 27 september 2004 te toetsen naar het van toepassing verklaarde recht en een nieuwe authentieke akte inhoudende verklaring van erfrecht en executele af te geven dan wel daartoe een notaris te benoemen, dan wel [eiseres] te gebieden tesamen met [gedaagden sub 1 en 2] daartoe een door de rechtbank te benoemen notaris opdracht te geven een en ander zoals onder punt 131 tm 141 van de conclusie van antwoord beschreven, alsmede de aldaar genoemde aspecten welke in elk geval door Zwitsers recht worden beheerst, in de nieuwe verklaring op te (doen) nemen.

c) te oordelen dat de als gedaagde door [eiseres] in deze verdelingsprocedure opgeroepen executeur, [gedaagde sub 3], ten onrechte is opgeroepen en geen partij is bij de door de deelgenoten overeen te komen verdeling;

d) [eiseres] te veroordelen in alle kosten veroorzaakt door de oproeping van [gedaagde sub 3] in deze procedure;

e) de verdeling van de gehele nalatenschap van [persoon 1] te gelasten ten overstaan van een door de rechtbank te benoemen notaris, niet zijnde [notaris], notaris te Rotterdam;

f) te bepalen dat de executeur niet betrokken zal zijn bij de verdelingsbesprekingen ten overstaan van deze door de rechtbank benoemde notaris;

g) [eiseres] te veroordelen cq te bevelen om zich op basis van haar verplichtingen uit de overeenkomst van 23 september 2005 die is opgesteld door de voorzieningenrechter te Amsterdam samen met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (eisers) te wenden tot de onder e) genoemde opvolger, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per dag dat [eiseres] (gedaagde) nalaat aan dit bevel te voldoen;

h) een onzijdig persoon in de zin van art. 3:181 BW als haar vertegenwoordiger te benoemen voor het geval dat [eiseres] niet aan deze aldus door de rechtbank bevolen verdeling meewerkt;

i) met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

3.4. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.5. [gedaagde sub 3] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4. De beoordeling in conventie en reconventie

De ontvankelijkheid van [eiseres]

4.1 [gedaagden sub 1 en 2] stellen dat [eiseres] niet ontvankelijk is

in haar vorderingen en op grond van de bepaling in artikel V van het testament in de legitieme wordt gesteld. Door (gedeeltelijke) scheiding en verdeling te vorderen zou zij geen volledig rechtsgevolg toekennen aan het testament aangezien daarin een afwikkelingsbewind in het algemeen belang is ingesteld. Gesteld wordt dat dit bewind en het daaraan ten grondslag liggende algemeen belang nog niet is geëindigd zodat [eiseres] door scheiding en deling te vorderen in strijd handelt met dit bewind en dus met een van de bepalingen van het testament.

Ten aanzien van dit punt overweegt de rechtbank dat een uitgangspunt van Nederlands recht als neergelegd in artikel 3:178 BW, is dat ieder der deelgenoten te allen tijde verdeling kan vorderen. Dit uitgangspunt wordt niet doorbroken door de bepalingen in het testament ten aanzien van de benoeming -in het gemeenschappelijk belang- van de executeur en afwikkelingsbewindvoerder over de nalatenschap. In het testament is geen indicatie gegeven over een maximum termijn noch de wijze van vervulling van de voorwaarde. Vermeld is alleen dat de benoeming voortduurt gedurende de tijd voor de afwikkeling van de nalatenschap vereist. De vordering van [eiseres] past naar het oordeel van de rechtbank in het systeem van de wet en de bepalingen van het testament. Zij is ontvankelijk en voor een in de legitieme-stelling is geen grond.

Toepasselijk recht

4.2 De rechtbank dient in deze zaak een oordeel te geven over het toepasselijke recht op de vererving en de afwikkeling van de nalatenschap. Eén van de geschillen tussen partijen spitst zich toe op dat toepasselijk recht en in het bijzonder het recht dat toepasselijk is op de afwikkeling van de nalatenschap en de bevoegdheden ter zake van de testamentair aangewezen executeur en afwikkelingsbewindvoerder; [gedaagde sub 3].

4.3 Het testament van de erflater, verleden op 28 mei 2002, bevat onder punt II een bepaling inhoudende een rechtskeuze, welke luidt: “Ik bepaal, dat ten aanzien van de vererving van mijn nalatenschap, het Nederlands recht van toepassing zal zijn. Voorts geef ik als mijn uitdrukkelijke wens te kennen dat de uitleg en uitvoering van mijn uiterste wilsbeschikkingen zoveel mogelijk dienen te geschieden naar Nederlands recht”.

4.4 Het testament bevat onder punt IX de volgende bepaling betreffende de executele: “Ik benoem tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder over mijn nalatenschap. gedurende de tijd voor de afwikkeling daarvan vereist, de heer mr. Albert J. Hollander (…) en ken hem bij de uitoefening van die functies alle rechten toe welke daaraan kunnen worden verbonden en wel in het bijzonder het recht van bezit van mijn gehele nalatenschap totdat hij zijn werkzaamheden als zodanig zal hebben beëindigd en deswege zal zijn gedéchargeerd.” In het testament is tevens bepaald dat de executeur wordt opgedragen de nalatenschap te beheren, vordering te innen en de schulden te voldoen en ter betaling daarvan goederen te gelde te maken, en dat aan de executeur een beloning gelijk aan één procent van de waarde van het vermogen per de sterfdag toekomt, ter zake waarvan jaarlijks een voorschot mag worden genomen. Tot slot bevat het testament de volgende bepaling: “Het is mijn wens dat mijn erfgenamen de bepalingen zoals opgenomen in dit testament zullen eerbiedigen. Met name wat betreft de bepaling omtrent executele verzoek ik hen te berusten in de aan de executeur toegekende bevoegdheden”.

4.5 Ter zake van het toepasselijk recht op de vererving en de afwikkeling van de nalatenschap is op verzoek van [gedaagde sub 3] door de Nederlandse boedelnotaris rechtskundig advies betreffende het op de afwikkeling toepasselijke recht ingewonnen bij [professor 1]. Door [eiseres] is met betrekking tot het Zwitserse internationaal privaatrecht en het Zwitserse erfrecht een advies overgelegd van [deskundige 1]. Door [gedaagde sub 1 en 2] is rechtskundig advies betreffende het Nederlandse en Zwitserse internationaal privaatrecht dienaangaande ingewonnen bij het [deskundige 2] Instituut, en betreffende het Zwitserse internationaal privaatrecht bij [professor 2]. Voorts is betreffende het Zwitserse erfrecht namens [gedaagde sub 1 en 2] een verklaring van een Zwitserse advocaat, [Zwitserse advocaat], en een Zwitserse Fürsprecher, [Fürsprecher], overgelegd.

4.6 In erfrechtelijke kwesties moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het toepasselijke recht op de vererving zelf en anderzijds het recht dat toepasselijk is op de vereffening van de nalatenschap en de taak en bevoegdheden van de vereffenaar.

4.7 Het toepasselijke recht op de vererving van de nalatenschap is geregeld in het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging 1989 (verder te noemen: Haags Erfrechtverdrag). Dit verdrag is niet in werking is getreden, maar wordt in artikel 1 Wet conflictenrecht erfopvolging (verder te noemen: WCErf) van toepassing verklaard op de erfopvolging. Op grond van artikel 5 lid 1 Haags Erfrechtverdrag kan een rechtskeuze op de vererving van de nalatenschap worden gemaakt, voor zover de erflater op het tijdstip van de aanwijzing of van zijn overlijden de nationaliteit van die Staat bezat of daar zijn gewone verblijfplaats had. De erflater bezat de Nederlandse nationaliteit zowel ten tijde van de aanwijzing als zijn overlijden en de rechtskeuze voor Nederlands recht in het testament is derhalve geldig. Ook wat betreft de vorm is de aanwijzing van het toepasselijke recht in het testament geldig ingevolge artikel 5 lid 2 van het Haags Erfrechtverdrag. Ten overvloede zij opgemerkt dat deze rechtskeuze voor Nederlands recht ook in Zwitserland als geldig wordt aangemerkt ingevolge artikel 90 lid 2 Bundesgesetz über das Internationale Privatrecht (verder te noemen: IPRG).

4.8 Blijkens artikel 7 lid 2 Haags Erfrechtverdrag beheerst het op grond van dit verdrag toepasselijke recht de aanwijzing van de erfgenamen en legatarissen, de bepaling van de onderscheidene erfdelen en hun verplichtingen, alsook andere rechten op de nalatenschap ontstaan als gevolg van overlijden; de onterving en uitsluiting wegens onwaardigheid; de inbreng en de inkorting van schenkingen en makingen; het beschikbare deel, de wettelijke erfdelen en andere beperkingen van de bevoegdheid om bij uiterste wil te beschikkingen; de materiële geldigheid van testamentaire beschikkingen. Op grond van art. 7 lid 3 kan een Verdragsluitende Staat het ingevolgde dit Verdrag toepasselijke recht ook toepassen op andere onderwerpen die volgens het recht van die Staat onder het erfrecht vallen. Nederland heeft hier niet voor gekozen.

4.9 In aanvulling op het Haags Erfrechtverdrag bevatten artikelen 4 en 5 WCErf regels voor de afwikkeling van de nalatenschap. Artikel 4 lid 1 bepaalt dat de vereffening wordt beheerst door Nederlands recht indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had. Hieronder vallen blijkens de wetsgeschiedenis onder meer de vraag wie bevoegd is tot vereffening en welke bevoegdheden hem toekomen alsmede kwesties samenhangend met het beheer van de boedel. Artikel 4 lid 2 bepaalt dat de wijze waarop de verdeling van de nalatenschap tot stand wordt gebracht door het Nederlandse recht wordt beheerst indien de erflater zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, tenzij de deelgenoten gezamenlijk het recht van een ander land aanwijzen. Met de eisen van het goederenrecht van de plaats van ligging der activa wordt rekening gehouden. Artikel 5 bepaalt dat de taken en bevoegdheden van een door de erflater aangewezen vereffenaar worden beheerst door het Nederlandse recht indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in Nederland had.

4.10 Deze bepalingen geven niet aan welk recht van toepassing is indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in een ander land had. Een rechtskeuze is blijkens de WCErf en de wetsgeschiedenis ten aanzien van de vereffening en de taak en bevoegdheden van de vereffenaar niet mogelijk, behoudens de in artikel 4 lid 2 gegeven mogelijkheid voor een gezamenlijke keuze door de deelgenoten, welke in dit geval niet toepasselijk is. Voorts is blijkens de wetsgeschiedenis uitdrukkelijk voor een eenzijdige conflictregel gekozen, waardoor het a contrario toepassen van deze rechtsregel op een in het buitenland opengevallen nalatenschap niet geëigend is.

4.11 Hoewel in het Nederlandse internationaal privaatrecht renvoi doorgaans wordt uitgesloten, is uit artikel 4 en 5 WCErf en de wetsgeschiedenis op te maken dat het Nederlandse internationaal privaatrecht geen functie te vervullen heeft indien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in het buitenland had. In dit geval ligt het dus voor de hand om aansluiting te zoeken bij het internationaal privaatrecht van het land waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had.

4.12 Artikel 92 IPRG bepaalt het volgende: “1. Das auf den Nachlass anwendbare Recht bestimmt, was zum Nachlass gehört, wer in welchem Umfang daran berechtigt ist, wer die Schulden des Nachlasses trägt, welche Rechtsbehelfe und Massnahmen zulässig sind und unter welchen Voraussetzungen sie angerufen werden können. 2. Die Durchführung der einzelnen Massnahmen richtet sich nach dem Recht am Ort der zuständigen Behörde. Diesem Recht unterstehen namentlich die sichernden Massnahmen und die Nachlassabwicklung mit Einschluss der Willensvollstreckung.“ Naar Zwitsers internationaal privaatrecht is ingevolge artikel 86 lid 1 het gerecht of de instantie bevoegd van het land waar de erflater zijn laatste woonplaats had. Artikel 92 lid 2 jo artikel 86 lid 1 zou wat betreft de “Durchführing der einzelnem Massnahmen” dan tot Zwitsers recht leiden.

4.13 Hoewel de grens tussen het zogenoemde “Erbstatut” en “Eröffnungsstatut” niet duidelijk uit artikel 92 af te lezen, dient volgens de heersende leer het zwaartepunt bij het erfrechtstatuut te liggen – in casu Nederlands recht - en moet artikel 92 lid 2 beperkt worden uitgelegd. Het doel van artikel 92 lid 2 is om bepaalde procesrechtelijke en procedurele aspecten aan het Zwitserse recht als lex fori te onderwerpen. De vraag of de executeur in Zwitserland bevoegd is namens de boedel tegen een derde te procederen, zoals deze aan de Zwitserse gerechten is voorgelegd, wordt dan ook beheerst door Zwitsers recht. Dit ligt anders voor de vraag naar de geldigheid van de benoeming van het door Nederlands recht beheerste testament, de instelling van de executele en de daaruit voortvloeiende algemene bevoegdheden van de executeur en bewindvoerder ten aanzien van de afwikkeling. Hierop is het gekozen Nederlands recht van toepassing en dienen de verdere bepalingen ten aanzien hiervan in het testament zoveel mogelijk gerespecteerd te worden.

4.14 De rechtbank neemt hierbij verder in overweging dat de afwikkeling van de nalatenschap hoofdzakelijk in Nederland dient plaats te vinden. De te verdelen boedel betreft hoofdzakelijk in Nederland gelegen onroerende zaken, de betrokken executeur en notaris zijn in Nederland woonachtig en ook het voldoen van de kredietfaciliteit bij [persoon 2] dient in Nederland plaats te vinden en met medewerking en decharge van de executeur en bewindvoerder. De zaak is voorts aanhangig bij de Nederlandse rechter, die op grond van artikel 2 Rv bevoegd is tot kennisneming daarvan, en niet bij de Zwitserse rechter op de voet van artikel 86 lid 1 IPRG. Voorts zijn enkele bevoegdheden en rechten van de executeur expliciet in het door Nederlands recht beheerste testament geregeld. Het is onder deze omstandigheden in strijd met het doel van artikel 92 lid 2 IPRG als ook artikel 4 en 5 WCErf, die een doelmatige afwikkelingsprocedure beogen, om de instelling van de executele alsmede de bevoegdheden van de executeur aan Zwitsers recht te onderwerpen.

4.15 Tot slot verzetten de belangen van het rechtsverkeer en dat van de betrokken partijen zich niet tegen toepassing van het Nederlandse recht op de afwikkeling. Het Nederlandse recht beheerst ook de door partijen gevorderde verdeling, waar het in deze zaak in de kern om gaat, en partijen zijn het erover eens dat hierop Nederlands recht toepasselijk is. In het kader van de verdeling uitgeoefende bevoegdheden en genomen beslissingen naar Nederlands recht zullen, voor zover noodzakelijk, in Zwitserland worden erkend op de voet van artikel 96 lid 1 IPRG, en de toepassing van Nederlands recht zal dus niet tot benadeling van partijen of de boedel leiden.

Positie executeur/afwikkelingsbewindvoerder in de procedure

4.16 Uit het hiervoor overwogene volgt dat op de instelling van de executele en de daaruit voortvloeiende algemene bevoegdheden van de executeur en bewindvoerder ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap het Nederlandse recht van toepassing is. Gegeven de beoordeling naar Nederlands recht en de daaruit voortvloeiende geldigheid van het bij testament over de nalatenschap ingestelde bewind kan mogelijk zonder medewerking van de executeur niet tot verdeling worden overgegaan. De executeur is derhalve terecht door [eiseres] in de procedure betrokken.

Geldigheid van notariële akten

4.17 De geldigheid van de notariële akten inhoudende verklaring van executele van 2 september 2003 en de verklaring van erfrecht en executele van 27 september 2004 worden eveneens beoordeeld naar Nederlands recht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze akten conform de eisen die de Nederlandse wet daaraan stelt tot stand gekomen en kunnen dus tot uitgangspunt dienen voor de verdere afwikkeling van de nalatenschap.

Verdeling van de gehele nalatenschap te gelasten

4.18 Op grond van het vorenoverwogene zal de verdeling naar Nederlands recht ex art. 3:178 e.v. BW dienen te geschieden. De rechtbank zal een comparitie c.q. regiezitting gelasten om nadere inlichtingen over de zaak te vragen, te onderzoeken of partijen het thans over een of meer punten met elkaar eens kunnen worden en waarop nadere werkafspraken kunnen worden gemaakt.

4.19 De rechtbank acht het noodzakelijk dat een boedelnotaris en een of meer taxateurs worden benoemd. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid voorafgaand aan de te houden zitting -bij voorkeur gezamenlijk- en indien dat niet mogelijk blijkt afzonderlijk namen te noemen.

4.20 Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan.

5. De beslissing

De rechtbank

in conventie en reconventie

5.1 beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, ter beproeving van een minnelijke regeling en/of het maken van werkafspraken op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr.M.H.J.Soutendijk-van Appeldoorn in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100-125 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,

5.2 bepaalt dat partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,

5.3 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 september 2008 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden november 2008, december 2008 en januari 2009, waarna dan dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,

5.4 bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,

5.5 bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet

zal worden gewijzigd,

5.6 wijst partijen erop dat voor de zitting twee uur wordt uitgetrokken,

5.7 bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het

eindvonnis is gewezen,

5.8 houdt iedere verdere beslissing aan,

Dit vonnis is gewezen door mr.M.H.J.Soutendijk-van Appeldoorn, mr.J.van Driel en mr.X.E.Kramer en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2008.

1529/389/2044