ECLI:NL:TNORAMS:2025:3 Kamer voor het notariaat 27-03-2025 753951 / NT 24-18
ECLI:NL:TNORAMS:2025:3 Kamer voor het notariaat 27-03-2025 753951 / NT 24-18
Gegevens
- Instantie
- Kamer voor het notariaat
- Datum uitspraak
- 27 maart 2025
- Datum publicatie
- 16 april 2025
- ECLI
- ECLI:NL:TNORAMS:2025:3
- Zaaknummer
- 753951 / NT 24-18
Inhoudsindicatie
1.1. De notaris heeft aangevoerd dat hij geen enkele aanleiding had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid en de mogelijkheid tot vrije wilsvorming van erflaatster, maar hij heeft die stelling onvoldoende onderbouwd. In de gegeven omstandigheden had de notaris niet af mogen gaan op het oordeel van een van zijn medewerksters, zoals hij blijkens zijn bericht aan de bewindvoerder wel heeft gedaan. Dat de notaris erflaatster zelf heeft gesproken over de inhoud van de akte is niet komen vast te staan, laat staan op welke wijze dit zou zijn gebeurd. De notaris heeft de kamer er daarom niet van kunnen overtuigen dat hij zich met de vereiste zorgvuldigheid een indruk heeft gevormd van de wilsbekwaamheid van erflaatster en dat hij zich er naar behoren van heeft verzekerd dat erflaatster deze akte zelf heeft gewild en bij het vormen van haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed. De klacht is daarom gegrond.
Uitspraak
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 27 maart 2025 in de klacht met nummer 753951 / NT 24-18van:
[Klaagster],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. A. de Groot, advocaat te Alkmaar,
hierna: klaagster,
tegen:
[notaris],
notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],
gemachtigde: mr. H. Hieltjes, advocaat te Amsterdam,
hierna: de notaris.
1. Ontstaan en loop van de procedure
1.1. Bij brief van 2 juli 2024, ingekomen op 3 juli 2024, heeft klaagster een klaagschrift met bijlagen ingediend.
1.2. Bij e-mail van 21 augustus 2024 heeft de notaris een verweerschrift ingediend.
1.3. Bij e-mail van 11 februari 2025 heeft de notaris verzocht een van de notarisleden van de kamer te vervangen, op grond van het feit dat hij in het verleden werkzaam is geweest op hetzelfde kantoor als de notaris.
1.4. Bij e-mail van 11 februari 2025 is de notaris bericht dat de voorzitter daar geen reden toe ziet omdat deze samenwerking langer dan 10 jaar geleden plaatsvond.
1.5. Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 13 februari 2025 zijn klaagster en de notaris, vergezeld van hun gemachtigden, verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:
2.1. Op 18 februari 2024 is te [woonplaats] (NH) overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster). Zij laat als erfgenamen na haar beide kinderen, te weten klaagster en haar broer (hierna: de broer).
2.2. Op 11 mei 2021 is bij erflaatster de diagnose MCI, op grens van een dementie gesteld. Bij brief van 16 augustus 2021 heeft erflaatster een indicatiebesluit van het CIZ ontvangen, met het profiel ‘beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging’.
2.3. Op 10 maart 2022 is op verzoek van de broer een concept-memo opgesteld door twee belastingadviseurs (hierna: de belastingadviseurs), dat voor akkoord is ondertekend door erflaatster op 14 maart 2022. In dit concept-memo is onder meer het voorstel uitgewerkt dat aan de broer een bedrag van € 182.503 wordt geschonken door erflaatster en is vermeld dat het voorstel samen met de broer nader zal worden besproken op 16 maart 2022 bij erflaatster thuis.
2.4. Op 17 maart 2022 is de memo definitief opgesteld en vervolgens toegezonden aan de notaris. In de memo is onderaan vermeld dat er niet langer noodzaak en/of behoefte is om de memo te bespreken omdat erflaatster en de broer al met de concept-memo van 10 maart 2022 akkoord zijn.
2.5. Bij e-mail van 5 juli 2022 heeft [oud-notaris], oud-notaris bij [naam notariskantoor] te [vestigingsplaats] (hierna: de oud-notaris), aan de echtgenoot van klaagster geschreven: “Wij gaan eerste eens kijken hoe dit dossier zo gegaan is.
Er zijn nog geen akten gepasseerd en wij hebben een aantekening in het dossier gemaakt dat je schoonmoeder vermoedelijk wilsonbekwaam is. Maar dat is door niemand van ons tot nu toe geconstateerd.
[kandidaat-notaris] (kandidaat-notaris) is op de hoogte en zij constateert dat een medewerkster op verzoek van je zwager een ontwerp heeft gemaakt dat 1 juli jl. is verzonden. (..)”
2.6. Bij e-mail van 18 juli 2022 heeft mr. L. Ahlers, advocaat te Leeuwarden (hierna: mr. Ahlers), aan de broer geschreven: “(..) Reden waarom uw zuster verzocht heeft om mijn bijstand zijn de recentelijke ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan met betrekking tot het welzijn van uw moeder. Zoals u bekend, is er aan de zijde van uw moeder sprake van een geriatrische aandoening, zijnde dementie. Uw moeder heeft daardoor last van wanen en kan de gevolgen van haar handelen niet goed overzien.
Dit strekt zich ook uit tot het kunnen nemen van vermogensrechtelijke beslissingen. Uw moeder heeft contact opgenomen met [klaagster] aangezien zij declaraties ontving van Baker Tilly en de notaris voor werkzaamheden waarvan zij zich niet kan herinneren daarvoor opdracht te hebben gegeven. De indruk is ontstaan dat in opdracht van u, moeder is bewogen om de leningen die aan u in het verleden zijn verstrekt (die ook zichtbaar zijn in de aangifte erfbelasting van uw in begin 2021 overleden vader) kwijt te schelden.
Moeder is echter kwetsbaar en kan dergelijke beslissingen niet meer overzien en dat al geruime tijd niet meer. Dit is ook de reden dat ik namens uw zuster een verzoekschrift tot onderbewindstelling van de goederen die uw moeder toebehoren en zullen toebehoren heb ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Ik stuur u dit verzoekschrift als bijlage (*). (..)”
2.7. Op 2 augustus 2022 heeft de notaris de akte van schenking (hierna: de akte) verleden, waarbij een bedrag van € 182.503,- aan de broer is geschonken. De akte is bij volmacht gepasseerd, waarbij een dag eerder ten kantore van de notaris en ten overstaan van een medewerkster van de notaris de volmacht door erflaatster en de broer zijn ondertekend.
2.8. Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, d.d. 9 november 2022 zijn de goederen van erflaatster onder bewind gesteld, met benoeming van twee bewindvoerders, [naam bewindvoerder] en [naam bewindvoerder] (hierna: de bewindvoerders).
2.9. Bij e-mail van 17 april 2023 heeft de notaris aan een van de bewindvoerders geschreven: “[Erflaatster] en haar zoon hebben op mijn kantoor volmachten getekend op 1 augustus vorig jaar.
De volmachten zijn getekend in het bijzijn van een van mijn medewerksters. Daarbij is de medewerkster niet gebleken van enig signaal dat wijst op mogelijke wilsonbekwaamheid.
Het stappenplan is niet gevolgd, omdat er geen aanleiding toe bestond.”
3. De klacht
3.1. Klaagster verwijt de notaris - kort samengevat - onvoldoende zorgvuldig te hebben gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster en/of onvoldoende te hebben gewaarborgd dat erflaatster haar wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van derden - aan de notaris heeft kunnen overbrengen.
Klaagster wijst op de volgende indicatoren:
1. erflaatster was hoog bejaard en (tamelijk recent) weduwe;
2. erflaatster was dementerend;
3. de schenking in de akte betrof een ingewikkelde materie;
4. de definitieve schenkingsakte is niet met erflaatster besproken;
5. voor erflaatster bestond geen evenredig nut of belang bij de inhoud van de schenkingsakte;
6. alleen de broer c.q. diens vastgoedmaatschappij is bevoordeeld tot een zeer fors bedrag;
7. alles is op initiatief, verzoek en regie van de broer gedaan;
8. op 1 augustus 2022 is de volmacht ondertekend bij een medewerker en op 2 augustus 2022 is de akte door de notaris gepasseerd;
9. de notaris heeft erflaatster niet in persoon gezien of gesproken.
Voor de notaris hadden deze indicatoren een evident (alarm)signaal moeten zijn om extra kritisch en oplettend te zijn. De notaris had erflaatster moeten behoeden en beschermen en zijn ministerie behoren te weigeren of tenminste nader onderzoek naar haar wilsbekwaamheid moeten doen.
3.2. Klaagster acht het gedrag van de notaris buitgewoon onbetamelijk en schadelijk voor het aanzien van en vertrouwen in het notariaat en zijn eigen beroepsuitoefening en derhalve klachtwaardig.
4. Het verweer
De notaris heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2. De vraag is aan de orde of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster en of hij voldoende heeft gewaarborgd dat erflaatster haar wil op onafhankelijke wijze – zonder beïnvloeding van derden – aan hem heeft kunnen overbrengen. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de kamer voorop dat als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, rechtshandelingen kan verrichten. Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Amsterdam moet bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de betrokken cliënt primair worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris als niet bekend is, en er ook geen aanwijzingen zijn, dat de cliënt lijdt aan een ziekte die de wilsbekwaamheid kan beïnvloeden. Daarbij heeft een notaris een zekere mate van beoordelingsvrijheid.
5.3. Het behoort daarnaast tot de kernverantwoordelijkheid van een notaris om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van de cliënt, waarbij de notaris al het nodige moet doen om zich ervan te verzekeren dat de betrokken cliënt bij het vormen en uiten van zijn wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde.
5.4. Pas bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van de cliënt en/of als aanleiding bestaat om te vermoeden dat mogelijk sprake is van beïnvloeding door derden, is verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking. Daarin staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Als een notaris – ook al heeft hij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren – geen aanleiding hoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, hoeft het Stappenplan niet te worden gevolgd. Daarbij zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die een notaris met de betrokken cliënt voert, als de wijze waarop deze cliënt zich presenteert.
5.5. De notaris heeft gesteld dat hij voorafgaand aan en bij het passeren van de akte geen enkele twijfel had aan de wilsbekwaamheid van erflaatster en dat hij er ook niet mee bekend was dat erflaatster zou lijden aan dementie. Volgens de notaris kwam erflaatster helder en opgewekt over en betrof het een eenvoudige akte. Door de aan de (vennootschap van de) broer verstrekte geldlening(en) om te zetten in een schenking zou een gelijke behandeling van de broer en klaagster worden bereikt. De notaris heeft niet de indruk gekregen dat erflaatster niet vrij haar wil kon bepalen.
5.6. Vast staat dat erflaatster niet onder curatele stond en dat haar vermogen (ten tijde van het passeren van de akte) niet onder bewind was gesteld, zodat de notaris er in beginsel van uit mocht gaan dat erflaatster wilsbekwaam was. Hoewel niet is gesteld of gebleken dat de notaris – toen de broer hem benaderde met het verzoek om de akte op te maken – wist dat erflaatster leed aan dementie en dat zij een psychogeriatrische aandoening had, is de kamer van oordeel dat de notaris voorafgaand aan en bij het passeren van de akte onvoldoende invulling heeft gegeven aan de op hem rustende zwaarwegende zorgplicht om zich ervan te overtuigen dat erflaatster wilsbekwaam was en dat zij niet op ongewenste wijze werd beïnvloed door derden, in dit geval de broer. Daarbij acht de kamer het volgende van belang:
niet erflaatster zelf, maar de broer heeft de notaris benaderd met het verzoek de akte op te maken;
de in de memo vermelde - in het verleden gedane - schenkingen aan klaagster heeft de notaris niet zelf onderzocht of geverifieerd;
erflaatster heeft alleen de concept-memo ondertekend;
er heeft geen bespreking over de concept-memo bij erflaatster thuis plaatsgevonden;
de broer werd in ruime mate bevoordeeld door de akte;
de notaris heeft de conceptakte opgesteld aan de hand van de instructies van de adviseurs;
de notaris heeft de conceptakte pas op 1 augustus 2022 aan erflaatster en de broer toegestuurd zijnde dezelfde dag dat de volmachten zijn getekend;
de volmacht is door erflaatster in het bijzijn van alleen een medewerkster van het notariskantoor ondertekend;
de akte is op verzoek van broer bij volmacht gepasseerd;
de notaris heeft geen gespreksaantekeningen gemaakt van zijn gesprek met erflaatster;
de notaris heeft verklaard dat hij zich niet meer concreet kan herinneren hoe het gesprek met erflaatster voorafgaand aan het tekenen van de volmacht is verlopen, behalve dat erflaatster haar paspoort was vergeten en dat de zoon die was gaan halen, hetgeen de notaris de gelegenheid zou hebben gegeven om erflaatster onder vier ogen te spreken.
5.7. Het had op de weg van de notaris had gelegen om na ontvangst van de memo van de adviseurs contact op te nemen met erflaatster om na te gaan of zij de schenking van € 182.503,- aan de broer inderdaad wilde doen. In dat verband had de notaris bijvoorbeeld kunnen vragen in hoeverre het schenken van genoemd bedrag in verhouding stond met het erfdeel voor klaagster. Klaagster heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat de schenkingen aan haar juist een compensatie waren voor eerdere schenkingen aan de broer. Als dit juist is, had dit in een gesprek met erflaatster op tafel kunnen komen, maar die mogelijkheid heeft zich door de handelwijze van de notaris niet voorgedaan.
5.8. In zijn e-mail d.d. 17 april 2023 heeft de notaris aan de bewindvoerder geschreven dat erflaatster en de broer de volmachten op 1 augustus 2023 op het kantoor hebben ondertekend in het bijzijn van een van zijn medewerksters. De notaris heeft in zijn verweerschrift aangevoerd en ook ter zitting verklaard dat hij erflaatster die dag heeft gesproken.
Desgevraagd kon de notaris ter zitting echter niet verklaren waarom hij in de betreffende e-mail aan de bewindvoerder niet heeft gemeld dat hij erflaatster ook zelf had gesproken, terwijl dit naar het oordeel van de kamer gezien de vraagstelling van de bewindvoerder wel voor de hand lag. De kamer acht het daarom niet aannemelijk dat de notaris erflaatster voldoende uitgebreid heeft gesproken. Daarbij speelt mee dat de notaris in zijn verweerschrift heeft verklaard dat het voor erflaatster van belang was dat voor de schenking geen betaling nodig was en dat de verhuizing naar een woonzorgcentrum voor erflaatster een reden was voor de schenking omdat daarmee haar vermogen verkleind werd en een lagere eigen bijdrage verschuldigd zou zijn, terwijl de notaris desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat erflaatster dit niet aan hem heeft verteld. De kamer houdt het er daarom voor dat de notaris erflaatster niet voldoende uitgebreid heeft gesproken. Dat hij van het door hem gestelde gesprek geen aantekening in het dossier heeft gehouden komt voor zijn risico.
5.9. Aangezien het initiatief voor het verzoek tot dienstverlening afkomstig was van de broer, de instructie voor de akte was voorbereid door de belastingadviseurs, erflaatster destijds (bijna) 89 jaar oud was en het voor de notaris kenbaar was dat de broer er belang bij had dat hij een omvangrijke schenking kreeg terwijl de andere erfgenaam - klaagster -een soortgelijk bedrag niet ontving, was er voor de notaris aanleiding om extra alert te zijn bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster door de broer. Dat geldt nog meer omdat het initiatief om de akte per volmacht te laten passeren afkomstig was van de broer en het concept van de akte op dezelfde dag als de dag van het tekenen van de volmachten aan de broer en erflaatster is toegestuurd. Bewijs van toezending van de conceptakte en de daarbij gegeven toelichting zijn overigens niet overgelegd.
5.10. De notaris heeft aangevoerd dat hij geen enkele aanleiding had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid en de mogelijkheid tot vrije wilsvorming van erflaatster, maar hij heeft die stelling onvoldoende onderbouwd. In de gegeven omstandigheden had de notaris niet af mogen gaan op het oordeel van een van zijn medewerksters, zoals hij blijkens zijn bericht aan de bewindvoerder wel heeft gedaan. Dat de notaris erflaatster zelf heeft gesproken over de inhoud van de akte is niet komen vast te staan, laat staan op welke wijze dit zou zijn gebeurd. De notaris heeft de kamer er daarom niet van kunnen overtuigen dat hij zich met de vereiste zorgvuldigheid een indruk heeft gevormd van de wilsbekwaamheid van erflaatster en dat hij zich er naar behoren van heeft verzekerd dat erflaatster deze akte zelf heeft gewild en bij het vormen van haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed. De klacht is daarom gegrond.
5.11. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
Maatregel
5.12. De kamer vindt de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
Vergoeding griffierecht aan klaagster
5.13. Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster te vergoeden.
Kostenveroordeling
5.14. Nu de kamer de klacht gegrond verklaart en de notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de volgende kosten:
a. € 50,- forfaitaire vergoeding van kosten van klaagster;
b. € 1.050,- kosten van klaagster voor de beroepsmatig verleende bijstand;
c. € 2.000,- kosten van behandeling van de klacht door de kamer, wegingsfactor 1.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.
5.15. De notaris dient de kosten van klaagster en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te voldoen. Klaagster dient daartoe tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.
5.16. De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.
5.17. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer voor het notariaat:
verklaart de klacht(en) gegrond;
legt de notaris een waarschuwing op;
veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van klager van € 50,- en het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.15 bepaald;
veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van € 1.050,- kosten raadsman op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.15 bepaald;
veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000,- in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.16 bepaald.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, T.H. Van Voorst Vader, E.W. Oosterbaan, A.C. Stroeve, en O. Schlaman, leden.
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025 door mr. W.S.J. Thijs, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).