Kabinet wil 30%-regeling nu niet verder versoberen
Kabinet wil 30%-regeling nu niet verder versoberen
Gegevens
- Nummer
- 2025/1313
- Publicatiedatum
- 2 december 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Overig
Het kabinet acht het, gelet op stabiliteit van het fiscale beleid en het vestigingsklimaat, niet passend om binnen de demissionaire status nu een wetsvoorstel in te dienen voor verdere versobering van de 30%-regeling. Staatssecretaris Heijnen licht toe waarom de motie-Saris (NSC) op dit moment niet wordt uitgevoerd.
Op 2 oktober 2025 heeft de Tweede Kamer de motie van het lid Saris (NSC) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om uiterlijk 1 december 2025 een wetsvoorstel voor te leggen om de 30%-regeling te versoberen. De motie vraagt onder meer om de regeling te beperken tot erkende jaarlijks te actualiseren tekortberoepen, de duur van de regeling terug te brengen naar maximaal drie jaar met een inkomensplafond, toepassing alleen bij BRP-inschrijving met adresverificatie en een regionale capaciteitstoets in oververhitte gebieden. In zijn brief aan de Kamer geeft de staatssecretaris, mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken, aan waarom het kabinet hieraan nu geen gevolg geeft.
Belang van stabiel fiscaal beleid en vestigingsklimaat De staatssecretaris wijst op de vele wijzigingen die de expatregeling de afgelopen jaren al heeft ondergaan, zoals verkorting van de looptijd, aftopping op de WNT-norm, aanpassing en later terugdraaiing van de afbouw van het percentage, en verhoging van de salarisnorm per 2027. Volgens SEO Economisch Onderzoek heeft deze wispelturigheid een negatief effect op het vestigingsklimaat en op de voorspelbaarheid voor ondernemingen. Het kabinet vindt nieuwe grote aanpassingen daarom onwenselijk. SEO beoordeelt de regeling bovendien als doeltreffend en van groot belang voor de Nederlandse economie, onder meer omdat zij bijdraagt aan het aantrekken van kennismigranten in tekortsectoren zoals ICT en de technische maakindustrie.
Het kabinet werkt aan een gerichter arbeidsmigratiebeleid, met nadruk op hoogproductieve arbeid en kennis en kunde die daadwerkelijk van meerwaarde zijn voor de Nederlandse kenniseconomie en maatschappelijke opgaven. Uit onderzoek van SEO blijkt dat versoberingen van de regeling direct negatieve effecten hadden op de mogelijkheden van werkgevers om kennismigranten aan te trekken en dat de expatregeling voor ruim 60% van de betrokken werkgevers een belangrijke factor is om in Nederland te (blijven) ondernemen. Daarnaast zijn andere Europese landen hun expatregelingen juist aan het verruimen, wat een verdere versobering in Nederland extra risicovol maakt voor het internationale concurrentievermogen.
Uitvoeringsproblemen en complexiteit Naast beleidsmatige bezwaren wijst Heijnen op grote uitvoeringstechnische problemen met de in de motie gevraagde aanpassingen. Het beperken van de regeling tot erkende tekortberoepen en het invoeren van een regionale capaciteitstoets zijn volgens hem moeilijk objectief en uitvoerbaar vorm te geven. Er is geen uniforme, stabiele lijst van tekortberoepen, jaarlijkse actualisatie vergroot de onzekerheid en de Belastingdienst heeft noch de kennis, noch de infrastructuur om feitelijk uit te maken of een werknemer daadwerkelijk in een tekortberoep of oververhit gebied werkt.
Ook de voorgestelde afbouw met inkomensplafond zou, afhankelijk van de precieze vormgeving, aanzienlijke uitvoeringsgevolgen hebben, vergelijkbaar met eerdere – inmiddels teruggedraaide – wijzigingen. Tot slot wijst de staatssecretaris erop dat de in de motie gestelde termijn (1 december 2025) te kort is voor een zorgvuldig wetgevingsproces met uitvoerbaarheidstoets en advies van de Raad van State, en verzoekt hij de Kamer om in de toekomst ruimere deadlines te hanteren.
Bron: MvF 28-11-2025, nr. 2025-0000489261
Wet: art. 31a lid 2 Wet LB