Home

Remigratiewet

Geldig vanaf 1 oktober 2023
Geldig vanaf 1 oktober 2023

Remigratiewet

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-10-2023]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te stellen met betrekking tot het beschikbaar stellen van voorzieningen om remigratie mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. benadelingsbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5a, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan remigratievoorzieningen is verleend;

  2. bestemmingsland: land waarin een remigrant zich gaat vestigen;

  3. hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft;

  4. kind: meeremigrerend minderjarig eigen kind, stiefkind of pleegkind;

  5. land van herkomst: land waar de remigrant geboren is en waarvan de remigrant de nationaliteit bezit of heeft bezeten;

  6. uitreiziger: persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht aan de Sociale verzekeringsbank, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel om zich aan te sluiten bij een organisatie die is geplaatst op de lijst van organisaties, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

  7. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  8. partner: de meeremigrerende echtgenoot, de meeremigrerende geregistreerde partner of de meeremigrerende ongehuwd meerderjarige, die geen bloedverwant in de eerste graad van de remigrant is, en met de remigrant een gezamenlijke huishouding voert waarbij betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, met dien verstande dat deze gezamenlijke huishouding uit niet meer dan twee meerderjarige personen bestaat;

  9. remigrant: een persoon als bedoeld in artikel 2, die met de toepassing van deze wet voornemens is zijn rechtmatig hoofdverblijf in Nederland op te geven om te remigreren, dan wel is geremigreerd en sindsdien in een bestemmingsland is gevestigd;

  10. remigratievoorzieningen: voorzieningen, bedoeld in artikel 4;

  11. remigreren: het zich buiten het Koninkrijk, in het land van herkomst vestigen;

  12. Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  13. vertrekdatum: de eerste dag na het feitelijk vertrek uit Nederland;

  14. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

2.

In deze wet wordt in artikel 5a, 6, tweede lid, 6a, 6c, tweede en vierde lid, 6d, eerste lid, onderdeel c en d, 6e, eerste en vierde lid, en 6f, eerste lid, alsmede, voor zover dit uitdrukkelijk van toepassing is verklaard, in de op deze wet berustende bepalingen, onder partner mede verstaan de bij vertrek van de remigrant uit Nederland in het bestemmingsland verblijvende echtgenoot of geregistreerde partner.

3.

In deze wet wordt in artikel 5a, 6, derde lid, 6a, derde lid, 6c, tweede en vierde lid, 6d, eerste lid, onderdeel c en d, 6e, tweede en vierde lid, en 6f, eerste lid, alsmede, voor zover dit uitdrukkelijk van toepassing is verklaard, in de op deze wet berustende bepalingen onder kind mede verstaan het bij vertrek van de remigrant uit Nederland in het bestemmingsland verblijvende minderjarige eigen kind, stiefkind of pleegkind.

Artikel 1a

Doelgroep van deze wet zijn:

  1. personen die geboren zijn in en in het bezit zijn of geweest zijn van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie waarmee Nederland een bilateraal wervingsverdrag heeft gesloten, en zich voor de datum van de toetreding van dat land tot de Europese Unie in Nederland hebben gevestigd;

  2. personen die geboren zijn in en in het bezit zijn of geweest zijn van de nationaliteit van een land waarmee Nederland een wervingsovereenkomst heeft gesloten en dat geen lidstaat van de Europese Unie is, en zich voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel in Nederland hebben gevestigd;

  3. personen met de Nederlandse of Surinaamse nationaliteit die in Suriname geboren zijn, en zich voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel in Nederland hebben gevestigd;

  4. personen die voorkomen in het register, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet Rietkerk-uitkering, en

  5. vreemdelingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel een vergunning tot rechtmatig verblijf in Nederland op grond van artikel 8, onderdeel c of d, van de Vreemdelingenwet 2000 hebben ontvangen en personen die zich voor dat tijdstip, in het kader van gezinshereniging met een vreemdeling die in Nederland rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onderdeel c of d, van de Vreemdelingenwet 2000 in Nederland hebben gevestigd.

Artikel 2

Artikel 2a

Artikel 2b

Hoofdstuk II. Voorzieningen ten behoeve van remigratie

Artikel 3 [Vervallen per 01-07-2014]

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Artikel 6a

Artikel 6aa

Artikel 6ab

Artikel 6b

Artikel 6c

Artikel 6d

Artikel 6e

Artikel 6f

Artikel 6g

Artikel 6h

Artikel 7

Hoofdstuk III. Terugkeeroptie

Artikel 8

Hoofdstuk IIIA. Taken en bevoegdheden van de Sociale verzekeringsbank

Artikel 8a

Artikel 8b

Artikel 8c [Vervallen per 01-07-2013]

Artikel 8d [Vervallen per 01-07-2013]

Artikel 8e [Vervallen per 01-07-2013]

Artikel 8f

Artikel 8g

Artikel 8h

Artikel 8i

Artikel 8j

Hoofdstuk IV. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12 [Vervallen per 08-09-2000]

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17