Gerechtshof Amsterdam, 21-10-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2995, 24/3831
Gerechtshof Amsterdam, 21-10-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2995, 24/3831
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 oktober 2025
- Datum publicatie
- 12 november 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2024:10912, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 24/3831
- Relevante informatie
- Art. 3.112 Wet IB 2001, Art. 3.123a Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Eigenwoningforfait. Afbouw Hillen-regeling.
Uitspraak
kenmerk 24/3831
21 oktober 2025
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 15 oktober 2024 in de zaak met kenmerk HAA 24/211 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.227 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.079.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft het door hem ingestelde hoger beroep bij brief van 14 januari 2025 (nader) gemotiveerd. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiser beschikt samen met zijn fiscale partner over een eigen woning. De WOZ-waarde van deze woning voor het jaar 2021 bedraagt € 2.377.000.
2. De definitieve aanslag ib/pvv 2021 is overeenkomstig eisers aangifte vastgesteld. Het vastgestelde saldo inkomsten en aftrekposten uit de eigen woning bedraagt € 2.898 positief, is volledig toegerekend aan eiser en is als volgt opgebouwd:
Eigenwoningforfait € 35.324
Aftrekbare rente € 6.336
Aftrek wegens geen of een
geringe eigenwoningschuld € 26.090.”
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil zijn de bij belanghebbende in aanmerking genomen belastbare inkomsten uit eigen woning. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het eigenwoningforfait zoals dat wordt berekend bij een eigen woning met een eigenwoningwaarde van (in het onderhavige jaar) meer dan € 1.110.000 op stelselniveau in strijd is met algemene rechtsbeginselen (in het bijzonder het gelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel) en/of met art. 14 EVRM in verbinding met art. 1 EP EVRM. Dit mede in aanmerking nemende de afbouw van het recht op aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, zoals vormgegeven in art. 3.123a lid 2 Wet IB 2001.