Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9440, 21/1632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9440, 21/1632

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 november 2023
Datum publicatie
17 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:9440
Formele relaties
Zaaknummer
21/1632
Relevante informatie
Art. 14 Wet OB 1968, Art. 15 lid 4 Wet OB 1968, Art. 17 Wet OB 1968, Art. 31 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

OB. Plaatsing zonnepanelen of zonnecollectoren? Keuzemoment ondernemingsvermogen.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 21/1632

uitspraakdatum: 7 november 2023

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 19 oktober 2021, nummer LEE 20/2911, ECLI:NL:RBNNE:2021:4489, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag vernietigd, bepaald dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht moet vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord ing. J.W.F. Bouma, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren [in] 1961 en is gehuwd met mevrouw [naam3] (hierna: de echtgenote).

2.2.

Belanghebbende heeft op 5 juni 2000 samen met zijn echtgenote een koop/aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een vrijstaande woning.

2.3.

Op 21 juni 2000 heeft de levering van de bouwkavel plaatsgevonden. In de akte van levering is – voor zover hier van belang – in artikel 9 het volgende opgenomen:

“Koper verklaart zich uitdrukkelijk ermee bekend dat:

(…)

- op- en in de te bouwen woning door een nader door verkoper aan te wijzen (energie)bedrijf een zogenaamde "PV -installatie" zal worden casu quo wordt gerealiseerd;

(…)

- hij verplicht is deze installatie te allen tijde in stand te houden in de staat waarin deze wordt opgeleverd, deze installatie voldoende te onderhouden en deze installatie te verzekeren als onderdeel van de te stichten casu quo gestichte opstallen;

(…)

- verwarming van de onroerende zaak zal geschieden middels zonnecollectoren/ zonnepanelen met bijbehorende werken, een en ander in combinatie met- en in aansluiting op een warmtenet, waarvan de leidingen op een diepte van circa twee (2) meter in de grond van het hierbij verkochte perceel bouwterrein en haar naastlegers is casu quo zal worden aangelegd;”

2.4.

Met dagtekening 8 juli 2019 heeft (de gemachtigde van) belanghebbende een aangifte omzetbelasting (OB) (startende ondernemers) ingediend, die op 11 juli 2019 door de Inspecteur is ontvangen. In de aangifte wordt per saldo een bedrag van € 10.083 aan omzetbelasting teruggevraagd. Bij de aangifte OB is een bijlage gevoegd waarin – voor zover hier van belang – het volgende staat vermeld:

Bestaand BTW nummer:

nee

Investering op nieuwbouwwoning

ja

Tekeningen aanwezig

ja

Woning opgeleverd:

april 2001

Aankoop zonnepanelen:

44

Capaciteit per paneel

110

Totale capaciteit

4.840

BTW forfait gehele systeem

€ 100,00

Oppervlakte totale woning

120,8 m2

Oppervlakte zonnepanelen

37,2 m2

Totaal gebruikte oppervlakte

157,9 m2

Betaalde BTW i.v.m. zonnepanelen, excl. Nieuwbouw

BTW aankoop zonnepanelen

€ 2.586,55

BTW administratieve werkzaamheden

-

Totaal terug te vragen BTW, excl. Woning

€ 2.586,55

Totaal betaalde BTW op nieuwbouw

€ 34.856,30

Waarvan BTW op zonnepanelen

€ 2.586,55

Resteert als BTW op bouwkosten

€ 32.269,75

Bouwkosten toe te rekenen aan zonnepanelen

€ 7.596,22

BTW aangifte zonnepanelen, zonder bouwkosten

Af te dragen

€ 100,00

Voorheffing

€ 2.586,55

Teruggave

€ 2.486,55

BTW aangifte zonnepanelen, inclusief bouwkosten

Af te dragen

€ 100,00

Voorheffing

€ 10.182,77

Teruggave

€ 10.082,77

2.5.

Bij beschikking van 21 november 2019 heeft de Inspecteur, conform het verzoek van belanghebbende om teruggaaf gedaan bij aangifte op 8 juli 2019, aan belanghebbende voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 een teruggave verleend van € 10.083. De beschikking vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Op 11 juli 2019 heeft de Belastingdienst uw verzoek om teruggaaf van omzetbelasting, op grond van artikel 17 van de Wet op de omzetbelasting 1968., ontvangen.

Inhoud van de beslissing

De inspecteur komt aan het verzoek tegemoet. U heeft recht op teruggaaf van belasting. Het te verrekenen of terug te geven bedrag staat vermeld als eindbedrag in de rechterkolom. Het te verrekenen of terug te geven bedrag kan na controle alsnog door de inspecteur worden gecorrigeerd. Als u het niet eens bent met deze beschikking, kunt u ertegen bij de inspecteur bezwaar maken. Het adres staat onderaan deze beschikking”

2.6.

Bij brief van 19 december 2019 heeft de Inspecteur aan belanghebbende het volgende medegedeeld:

“Naar aanleiding van een signaal via het KI&S (de voormalige BelastingTelefoon) heb ik contact gehad met uw cliënt, [belanghebbende] te [woonplaats] .

Naar aanleiding van dit signaal heb ik de aangifte, die de Belastingdienst op 11 juli 2019 van u, namens uw cliënt, ontving, opnieuw getoetst en geconstateerd dat het verzoek om een teruggaaf ook betrekking heeft op een gedeelte van de kosten, die gemaakt zijn tijdens de bouw van het dak van uw nieuwbouwwoning. Ik heb de heer [belanghebbende] verteld dat deze teruggaaf niet juist is.

U bent hier ook van op de hoogte aangezien u betrokken bent bij een aantal bezwaarzaken over afwijzingen van teruggaven voor de btw die ziet op de dakconstructie in combinatie met zonnepanelen. Toch heeft u voor uw cliënt een teruggaaf aangevraagd gebaseerd op onjuiste informatie die in strijd is met wettelijke regelingen. Op nakoming daarvan mag niet worden gerekend. Ik ben daarom van mening dat het te veel uitbetaalde bedrag terugbetaald en dus nageheven moet worden.

De woning met ondergrond is gekocht met het oogmerk om er zelf te gaan wonen. De gemaakte uitgaven zijn niet gedaan met het oog op de belaste prestatie (het leveren van stroom) maar op het (eigen) woongenot. De uitgaven zijn dan ook niet gemaakt in de hoedanigheid van ondernemer. Van belang is verder dat de uitgaven voor de levering van het bouwterrein en de bouw van de woning ook zouden zijn gemaakt wanneer uw cliënt geen elektriciteit zou leveren aan het elektriciteitsnet. De kosten vinden daarom niet hun uitsluitende directe oorzaak in de uitoefening van uw cliënt zijn economische activiteit.

Uw cliënt heeft wel recht op een teruggaaf van de btw voor de zonnepanelen. Volgens de begeleidende brief moet de teruggaaf van het bedrag aan btw voor de zonnepanelen € 2.487,- zijn.

Conclusie

Uw cliënt heeft geen recht op aftrek van de aan uw cliënt in rekening gebrachte btw over de kosten van de levering van het bouwterrein en de bouw van de woning. De teruggave komt uit op € 2.487,‑. De naheffingsaanslag zal (€ 1.0083 – € 2.487 =) € 7.596,- bedragen.

Ik stel u in de gelegenheid binnen 4 weken te reageren, hoor ik niets van u dan leg ik een naheffingsaanslag op.”

2.7.

Per e-mail van 23 december 2019 heeft belanghebbende op de aankondiging van de naheffing als volgt gereageerd:

“(…) Op grond van artikel 8 AWR moet een aangifte duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden ingediend.

De aangifte van de heer [belanghebbende] over het jaar 2001 is op 8 juli 2019 schriftelijk bij de belastingdienst ingediend. Bij deze aangifte is gespecificeerd aangegeven op welke wijze de BTW teruggave opgesteld is. Hierbij is aangegeven dat de gevraagde teruggaaf is opgebouwd uit een bedrag voor de aankoop van de panelen en een bedrag voor de bouwkosten van de woning. Dit blijkt mede uit uw reactie “volgens de begeleidende brief moet de teruggaaf van het bedrag aan BTW voor de zonnepanelen Eur 2.487 zijn”

Met de afwikkeling van deze aangifte heeft de belastingdienst gewacht tot de Hoge Raad een uitspaak over BTW teruggave op nieuwbouwwoningen. Op 27 september 2019 heeft de hoge raad het cassatieverzoek van de belastingdienst ongegrond verklaard.

Na deze uitspraak heeft de belastingdienst de BTW aangifte handmatig gecontroleerd. Op 21 november 2019 heeft de belastingdienst een beschikking omzetbelasting afgegeven, waarin is aangegeven dat de heer [belanghebbende] recht heeft op een teruggaaf van Eur 10.083. Deze teruggaaf is conform de ingediende aangifte en de gespecificeerde toelichting bij de aangifte.

Op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden is de aangifte van de heer [belanghebbende] ingediend in lijn met de wet- en regelgeving, zoals deze op het moment van indiening van toepassing was. De aanslag is handmatig door de belastingdienst vastgesteld, waarbij al de gegevens voor de beoordeling van de aanslag bij de belastingdienst beschikbaar waren.

Op basis van bovenstaande gegevens is er m.i. geen aanleiding voor het opleggen van een naheffingsaanslag.”

2.8.

Met dagtekening 30 maart 2020 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 7.596.

2.9.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de naheffingsaanslag vernietigd. De Rechtbank heeft daarbij als volgt geoordeeld:

“(…)

3.4.

De rechtbank is van oordeel dat eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. De rechtbank neemt daartoe het volgende in aanmerking.

3.5.

Eiser heeft zijn aangifte OB (startende ondernemers) (1.4.) voorzien van een bijlage (1.5.) waarin expliciet ook een teruggaaf van OB wordt gevraagd die ziet op de bouwkosten. Het totaalbedrag van de specificatie komt overeen met het totaalbedrag van de aangifte. In de specificatie is een splitsing gemaakt van de teruggevraagde OB die ziet op alleen de zonnepanelen (€ 2.486) en de OB die ziet op de totale bouwkosten (€ 7.596). De optelsom van die beide bedragen is gelijk aan het totaalbedrag van de gevraagde teruggaaf. Dit wordt onderstreept door het feit dat het bedrag van de naheffingsaanslag gelijk is aan de genoemde € 7.596. Hieruit volgt dat eiser alle relevante informatie aan de inspecteur heeft gegeven.

3.6.

Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de teruggaafbeschikking van verweerder (1.6.) is gegeven geruime tijd na indiening van eisers aangifte en relatief kort na het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2019. In dat arrest verklaarde de Hoge Raad het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 Wet op de Rechterlijke Organisatie ongegrond. In de voorafgaande uitspraak oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat het aandeel zakelijk gebruik van een zakelijk geëtiketteerde woning waarop vervolgens zonnepanelen werden geplaatst, was toegenomen. Het deel van het dak waar de zonnepanelen daadwerkelijk op waren bevestigd, stond niet meer alleen ten dienste van de nuttige ruimtes in de woning, maar ook van de energieopwekking. De wijze van toerekening van die nuttige ruimtes door het Hof komt overeen met de wijze van toerekening die eiser in de specificatie heeft toegepast.

3.7.

Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat ook voorafgaand aan het arrest van 27 september 2019 (en daarna) in de fiscale vakliteratuur een discussie werd gevoerd over de aftrek van OB inzake bouwkosten van woningen, wanneer daarop zonnepanelen werden geplaatst. Ter illustratie wijst de rechtbank op de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021 (de Hofuitspraak die daar aan voorafging, was van 7 mei 2019 en in de Conclusie van Advocaat-Generaal [naam4] voor het arrest komen de opvattingen uit de vakliteratuur aan de orde).

3.8.

De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn teruggaafbeschikking geen expliciet standpunt heeft ingenomen aangaande de aftrek van voorbelasting die ziet op de bouwkosten van de woning. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 3.6. en 3.7. in aanmerking is genomen, overweegt de rechtbank dat wel sprake is van een impliciete standpuntbepaling. Gelet op die in aanmerking genomen omstandigheden mocht eiser er redelijkerwijs van uitgaan dat verweerder (bewust) positief had beslist op zijn verzoek om teruggaaf van OB die ziet op de bouwkosten. Daartoe is ook redengevend de chronologie van die omstandigheden: de bestaande discussie over deze specifieke kwestie, het wachten van verweerder met het geven van een teruggaafbeschikking en het ontvangen van deze beschikking door eiser ná en in lijn met het onder 3.6. vermelde arrest van de Hoge Raad.

3.9.

De rechtbank neemt ten slotte in aanmerking dat het impliciete standpunt van verweerder niet overduidelijk in strijd is met de toen geldende wet- en regelgeving. Er was immers juist discussie over de uitleg daarvan. Daar komt bij dat verweerder ter zitting zijn standpunt heeft ingetrokken dat de gemachtigde van eiser wel op de hoogte was dat de Belastingdienst het niet eens was met de benadering van de gemachtigde van eiser op dit punt.

4.1.

Nu de rechtbank reeds op deze grond tot de conclusie komt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, behoeven de overige door eiser aangevoerde gronden geen behandeling meer.

(…)”

2.10.

Ter zitting bij het Hof heeft de Inspecteur stukken overgelegd. Het gaat om prints van informatie van [naam5] en gegevens op de website van www.oozo.nl waarin staat dat andere woningen gelegen in dezelfde straat als de woning van belanghebbende en welke onderdeel zijn van hetzelfde project, zijnde [adres] 11 en [adres] 18 te [woonplaats] , zijn voorzien van zonnecollectoren.

2.11.

Ter zitting heeft belanghebbende – naar aanleiding van de stukken overgelegd door de Inspecteur (2.10) – een energienota met dagtekening 31 mei 2017 overgelegd. Deze nota vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Dhr. [belanghebbende]

[adres] 20

[woonplaats]

Klantnummer: [nummer1]

Notadatum: 31 mei 2017

(…)

Beginstand Eindstand Verbruik (…)

09-05-2016 25-05-2017

(…)

Teruglevering enkeltarief 24.793 26.074 -1.281 kWh

(…)”

3 Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Hierbij is specifiek in geschil of het vertrouwensbeginsel is geschonden. Indien van een schending van het vertrouwensbeginsel geen sprake is, is in geschil of belanghebbende zonnepanelen dan wel zonnecollectoren heeft aangeschaft in 2001 en of belanghebbende de woning tijdig tot het ondernemingsvermogen heeft gerekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing