Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:5282, 23/2404 tm 23/2406
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:5282, 23/2404 tm 23/2406
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 augustus 2025
- Datum publicatie
- 5 september 2025
- Zaaknummer
- 23/2404 tm 23/2406
- Relevante informatie
- Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 3.147 Wet IB 2001, Art. 16 AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navorderingsbevoegdheid. Eigenwoningschuld. Bijgeschreven rente. Niet voldaan aan bewijslast.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 23/2404 tot en met 23/2406
uitspraakdatum: 26 augustus 2025
Uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer 1
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 13 juni 2023, nummers LEE 22/2311 tot en met 22/2313, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren, kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
2013
De Inspecteur heeft voor het jaar 2013 met dagtekening 9 november 2019 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd aan belanghebbende berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.032 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 762. Tegelijk met deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 749 aan belastingrente in rekening gebracht.
2014
De Inspecteur heeft voor het jaar 2014 met dagtekening 9 november 2019 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd aan belanghebbende berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.010 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 879. Tegelijk met deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 645 aan belastingrente in rekening gebracht.
2016
De Inspecteur heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 9 november 2019 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd aan belanghebbende berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.765 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.192. Tegelijk met deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 373 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar van 29 maart 2022 heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende is in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en vergoedingen toegekend voor immateriële schade, proceskosten en griffierecht. Het verzoek om vergoeding van de werkelijke proceskosten voor bezwaar en beroep heeft de Rechtbank afgewezen
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2024. Namens belanghebbende is [naam1] (hierna: gemachtigde) verschenen. Namens de Inspecteur is
[naam2] verschenen, bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen beschikbaar is gesteld door toezending (belanghebbende) respectievelijk plaatsing in het digitaal dossier (de Inspecteur).
Na schorsing van het onderzoek ter zitting hebben partijen nadere stukken ingediend.
De voor 17 april 2025 geplande nadere mondelinge behandeling is wegens ziekte van de gemachtigde uitgesteld.
Het onderzoek ter nadere zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2025. Voorafgaand aan die zitting heeft het Hof partijen uitgenodigd aanvullende stukken te overleggen. Namens belanghebbende is de gemachtigde verschenen. Namens de Inspecteur is [naam2] verschenen, bijgestaan door [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij deze uitspraak is gevoegd.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende was gedurende de jaren 2013, 2014 en 2016 eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De gemachtigde is haar vader.
Belanghebbende heeft de woning casco gekocht in 2006. De aanschaf en afbouw van de woning heeft zij gefinancierd met spaargeld en geldleningen, aangegaan bij [de bank1] (hypothecair) en (onderhands) bij [naam5] B.V. (hierna: [naam5] B.V.) en [naam6] Inc.2 De vader van belanghebbende is directeur/aandeelhouder van beide rechtspersonen. De bank was in de periode 2006-2008 niet bereid haar vader in privé geld te lenen voor zijn dochter, maar wel via de beide rechtspersonen. De bank brengt een jaarlijkse rente van 10¾% in rekening aan de rechtspersonen die op hun beurt 12% rente aan belanghebbende berekenen.
Belanghebbende genoot in de jaren 2013, 2014 en 2016 de volgende looninkomsten:
2013 |
2014 |
2016 |
|
Stichting [naam7] |
€ 42.862 |
€ 45.664 |
€ 51.343 |
[naam5] B.V. |
€ 1.560 |
€ 1.560 |
€ 1.560 |
Belanghebbende heeft van de Stichting [naam7] in de jaren 2013, 2014 en 2016 een reiskostenvergoeding ontvangen van € 493.
Belanghebbende heeft in de jaren 2013, 2014 en 2016 de volgende inkomensbestanddelen en aftrekposten in haar aangiftes IB/PVV aangegeven:
2013 |
2014 |
2016 |
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 31.370 |
€ 34.347 |
€ 40.089 |
- Geclaimde reisaftrek: |
€ 480 |
€ 481 |
€ 495 |
- Saldo inkomsten en aftrek eigen woning |
- € 12.572 |
- € 12.396 |
- € 12.319 |
Belastbaar inkomen uit sparen beleggen |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
- Bezittingen |
€ 46.678 |
€ 49.615 |
€ 14.182 |
- Schulden (na aftrek drempel) |
€ 61.977 |
€ 61.977 |
€ 79.906 |
De door belanghebbende opgevoerde aftrekbare kosten eigen woning in de jaren 2013, 2014 en 2016 bestaan uit de volgende posten:
Naam |
Nummer |
Rente |
Schuld ultimo |
[de bank1] |
[nummer1] |
€ 3.996 |
€ 108.000 |
[de bank1] |
[nummer2] |
€ 2.828 |
€ 72.500 |
[naam5] B.V. |
- |
€ 462 |
€ 3.844 |
[naam6] Inc. |
- |
€ 6.720 |
€ 56.000 |
De door belanghebbende in de aangifte opgevoerde schulden in box 3 betreffen de volgende schulden:
2013 |
2014 |
2016 |
|
IB-Groep |
€ 9.385 |
€ 9.385 |
€ 3.835 |
[naam5] B.V. |
€ 10.816 |
€ 10.816 |
€ 14.235 |
Diversen |
€ 44.676 |
€ 44.676 |
€ 64.836 |
Bij het invullen van de aangifte IB/PVV 2014 is een overname foute gemaakt en zijn de schulden van 2013 vermeld.
In de jaarlijks door de gemachtigde voor belanghebbende opgestelde berekening verzamelinkomen zijn de volgende schulden voor box 3 in aanmerking genomen:
2013 |
2014 |
2016 |
|
IB-Groep |
€ 9.385 |
€ 7.562 |
€ 3.835 |
[naam5] B.V./ [naam6] Inc. |
€ 10.816 |
€ 11.770 |
€ 14.235 |
Diversen |
€ 44.676 |
€ 51.396 |
€ 64.836 |
De definitieve aanslagen IB/PVV over het jaar 2013 (met dagtekening 14 april 2015), 2014 (met dagtekening 5 april 2016) en 2016 (met dagtekening 16 maart 2018) zijn door de Inspecteur conform de ingediende aangiften (zie 2.5) opgelegd.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 23 september 2019 geïnformeerd dat tijdens de behandeling van de aangifte IB/PVV 2015 is geconstateerd dat de aanslagen over de belastingjaren 2013, 2014 en 2016 vermoedelijk tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. De Inspecteur heeft belanghebbende verzocht om schriftelijke bewijsstukken over te leggen van de opgevoerde reisaftrek, de in aftrek gebrachte rente eigen woning met betrekking tot de onderhandse leningen van [naam5] B.V. en [naam6] Inc. en de schulden in
box 3.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 28 oktober 2019 geïnformeerd dat hij navorderingsaanslagen IB/PVV zal opleggen voor de jaren 2013, 2014 en 2016.
De Inspecteur heeft vervolgens de onder 1.1 tot en met 1.3. genoemde navorderingsaanslagen met beschikkingen belastingrente opgelegd. Hierbij heeft de Inspecteur de aftrekbare kosten voor de eigen woning voor alle drie belastingjaren met een bedrag van
€ 7.182 gecorrigeerd door de rente aan [naam5] B.V. van € 462 en aan [naam6] Inc. van € 6.720 niet in aftrek toe te laten. Daarnaast heeft de Inspecteur de reisaftrek openbaar vervoer voor de jaren 2013 en 2014 gecorrigeerd naar nihil en voor het jaar 2016 gecorrigeerd naar
€ 1. De schulden in box 3 aan [naam5] B.V. en aan Diversen heeft de Inspecteur voor alle drie belastingjaren gecorrigeerd naar nihil. Tenslotte heeft de Inspecteur voor het jaar 2016 een vordering van € 40.900 in aanmerking genomen.
De Inspecteur heeft lopende de procedure over het jaar 2015 bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij brief van 15 juni 2021 aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2015 zal worden vernietigd. In deze brief staat – voor zover hier relevant – het volgende:
Navorderingsaanslag
Naar mijn mening is de navorderingsaanslag 2015 op formeelrechtelijke gronden ten onrechte opgelegd. Volgens artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen moet een nieuw feit, een redelijkerwijs kenbare fout of kwade trouw het opleggen van een navorderingsaanslag rechtvaardigen. Voor wat betreft de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 is hiervan geen sprake. Ik ben dan ook van mening dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 ten onrechte aan uw cliënte is opgelegd en zal de navorderingsaanslag ongedaan maken. Ik benadruk hierbij wel dat deze toekenning slechts van kracht is op het jaar 2015. U kunt aan deze toezegging geen rechten ontlenen voor andere jaren. (…)
Voorafgaand aan het opleggen van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en 2016 is de volgende correspondentie gevoerd:
Datum |
Omschrijving |
10 november 2016 |
Digitaal ingediende aangifte IB/PVV 2015 |
13 oktober 2017 |
Eerste vragenbrief inzake IB/PVV 2015 met verzoek om informatie over - reisaftrek - eigenwoningschuld en rente onderhandse leningen - box 3 schulden - machtiging |
2 november 2017 |
Reactie van belanghebbende met als bijlagen bewijsstukken over - de reisaftrek - de studieschuld bij DUO - de machtiging |
5 november 2017 |
Digitaal ingediende aangifte IB/PVV 2016 |
10 november 2017 |
Dagtekening definitieve aanslag IB/PVV 2015 |
16 maart 2018 |
Dagtekening definitieve aanslag IB/PVV 2016 |
13 juli 2018 |
Tweede vragenbrief |
8 augustus 2018 |
Reactie van belanghebbende zonder bijlagen |
11 september 2018 |
Derde vragenbrief |
29 september 2018 |
Reactie van belanghebbende met als bijlagen bewijsstukken over - de reisaftrek - de rapporten inzake de aangiften IB/PVV 2015 en 2016 |
16 oktober 2018 |
Voornemen afwijking van de aangifte IB/PVV 2015 |
26 oktober 2018 |
Reactie van belanghebbende met als bijlage een kopie van de notarisafrekening met betrekking tot de aankoop van de woning |
14 december 2018 |
Mededeling van het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 |
10 januari 2019 |
Dagtekening navorderingsaanslag IB/PVV 2015 |
23 september 2019 |
Het verzoek om informatie over de aangifte IB/PVV 2016 |
28 oktober 2019 |
Mededeling van het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 |
9 november 2019 |
Dagtekening navorderingsaanslag IB/PVV 2016 |
In de reactie van belanghebbende van 2 november 2017 op de eerste vragenbrief naar aanleiding van de aangifte IBPVV 2015 staat onder meer het volgende:
Hierna de beantwoording van uw vragen:
a. Reisaftrek openbaar vervoer
1. zie bijgesloten reizenoverzicht Qbuss-OV-chipkaart
2. ruim 21 km als openbaar vervoer: de totale afstand huis-school is meer
3. zie bijgesloten bankafschriften
4. zie uw vooringevulde belastinggegevens
5. zij heeft per week vijf werkdagen
Eigen woning: betaalde rente
1. van de onderhandse leningen zijn geen overeenkomsten opgemaakt
2. van de onderhandse leningen wordt rente betaald/aflossingen als de I.B.G. leningen zijn afgelost.
Opmerking:
De verschuldigde rente is in box 3 bijgeplust.
Box 3 schulden
1. Zoals aangegeven onder b zijn er geen leenovereenkomsten opgemaakt. |
||
2. Stand per 1 januari 2015 |
Box 1 |
Stand per 31 december 2015 |
BV/Inc € 13.281 |
+ € 462 rente I + € 492 |
= € 14.235 |
Inc € 58.116 |
+ € 6.720 rente II |
= € 64.836 |
€ 71.397* |
||
ik heb € 70.379 foutief genomen |
à 0,7% €492 |
|
IBG stand is bijgesloten |
||
3. aflossingen zijn nog niet verricht (zie b 2) |
In de reactie van belanghebbende van 8 augustus 2018 op de tweede vragenbrief naar aanleiding van de aangifte IBPVV 2015 staat onder meer het volgende:
Eigen woning: onderhandse lening
Lening I van [naam1] B.V. (…) leningsbedrag € 3.843,70. Rente 462
Lening II van [naam6] Inc (…) leningsbedrag € 56.000. Rente 6.720
Rentepercentage is voor beide leningen 12%
Dit is door uw dienst in Groningen in het begin van de aankoop en bewoning van kliente’s woning geaksepteerd. Ook de verwerking zoals in de aangifte.
Van de renten die jaarlijks in box 3 bijgeboekt worden wordt ook een rentepercentage van 0,7% berekend.
Standen box 3 |
01.01.2015 |
Rente E.W. |
Rente box 3 |
01.01.2016 |
[naam1] B.V. |
6.658 |
462 |
46 |
7166 |
[naam6] Inc |
6.623 |
446 |
7069 |
|
13281 |
14.235 |
|||
Diversen: |
||||
[naam6] Inc |
58.116 |
6.720 |
64.836 |
|
Totaal Generaal |
71397 |
|||
Rente |
0,7 |
|||
500 |
||||
Ik had echter 70397 |
492 |
genomen |
492 |
|
Verschil |
8 |
Er zijn geen rentefakturen opgemaakt maar jaarlijks worde op deze wijze steeds aangegeven en verwerkt.
Op 17 januari 2025 heeft belanghebbende rekeningafschriften overgelegd van bankrekeningen op naam van [naam6] Inc. respectievelijk belanghebbende. Volgens deze bankafschriften heeft [naam6] Inc. in de periode van 2 februari 2006 tot 14 augustus 2008 in totaal € 56.000 overgemaakt naar belanghebbende.
In een op 23 juli 2025 door het Hof ontvangen nader stuk van belanghebbende staat onder meer het volgende:
(…) door de overname van zakelijke klienten van [de bank1] door [de bank2] werden later deze “kleinere klienten” (hoogte van de rekening-koerant) aan de kant gezet met het mes op de keel om af te lossen. Dit is na veel juridische strijd afgetikt om te blijven aflossen met een rentevergoeding van 2½%. Vandaar een doorberekening van 3% aan mijn kliente.
(…)
Schulden |
31/12 2014 |
2015 |
31/12 2015 |
2016 |
31/12 2016 |
2017 |
31/12 2017 |
BV/Inc |
13.281 |
462+492* |
14.235 |
462+554 |
15.251 |
115+608 |
15.974 |
Inc |
58.116 |
6.720 |
64.836 |
6.720 |
71.556 |
1.680 |
73.236 |
71.397 |
à 0,7% |
79.071 |
à 0,7% |
86.807 |
à 0,7% |
89.210 |
|
*Ik had 70.397 genomen |
De Inspecteur heeft aan de hand van de ingediende aangiftes IB/PVV overzichten samengesteld per peildatum box 3 van de stand van de schulden van belanghebbende aan [naam5] B.V. en [naam6] Inc.
Schuld aan [naam5] B.V.
Stand per 1 januari |
Schuld |
Toename |
2010 |
€ 10.127 |
|
2011 |
€ 10.172 |
€ 45 |
2012 |
€ 9.964 |
-/- € 208 |
2013 |
€ 10.816 |
€ 852 |
2014 |
€ 10.816 |
€ 0 |
2015 |
€ 13.281 |
€ 2.465 |
2016 |
€ 14.235 |
€ 954 |
2017 |
€ 15.251 |
€ 1.016 |
2018 |
€ 15.975 |
€ 724 |
2019 |
€ 16.715 |
€ 740 |
2020 |
€ 11.185 |
-/- € 5.530 |
2021 |
€ 11.610 |
€ 425 |
2022 |
€ 6.874 |
-/- € 4.736 |
Schuld aan [naam6] Inc.3
Stand per 1 januari |
Schuld |
Toename |
2010 |
€ 24.516 |
€ 6.720 |
2011 |
€ 31.236 |
€ 6.720 |
2012 |
€ 37.956 |
€ 6.720 |
2013 |
€ 44.676 |
€ 6.720 |
2014 |
€ 44.676 |
€ 0 |
2015 |
€ 58.116 |
€ 13.440 |
2016 |
€ 64.836 |
€ 6.720 |
2017 |
€ 71.556 |
€ 6.720 |
2018 |
€ 73.236 |
€ 1.680 |
2019 |
€ 74.916 |
€ 1.680 |
2020 |
€ 80.464 |
€ 5.548 |
2021 |
€ 80.259 |
-/- € 205 |
2022 |
€ 82.501 |
€ 2.242 |
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013, 2014 en 2016 terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil ziet (nog) op de volgende vragen:
- -
-
is sprake van een nieuw, navordering rechtvaardigend feit?
- -
-
is sprake van opgewekt vertrouwen?
- -
-
zijn de reisaftrek openbaar vervoer en de aftrekbare kosten eigen woning terecht en tot de juiste bedragen gecorrigeerd?
Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding voor bezwaar, beroep en hoger beroep.
Na de mondelinge behandelingen van het hoger beroep is niet langer in geschil dat
- -
-
in de jaren 2006 tot en met 2008 onderhands geldleningen aan belanghebbende zijn verstrekt door [naam5] B.V. (totaal € 3.844) en [naam6] Inc. (totaal € 56.000)
- -
-
belanghebbende over 2013, 2014 en 2016 (jaarlijks) voor deze geldleningen een rente is verschuldigd van 12% (€ 462 aan [naam5] B.V. en € 6.720 aan [naam6] Inc.)
- -
-
belanghebbende de jaarlijkse rente tot en met (in ieder geval) 2016 niet heeft betaald, maar schuldig is gebleven
- -
-
de 12%-renteschulden door belanghebbende in box 3 in aanmerking zijn genomen.
- -
-
de belastbare inkomens uit sparen en beleggen voor 2013, 2014 en 2016 moeten worden vastgesteld op nihil
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013, 2014 en 2016. De Inspecteur concludeert nader tot vermindering daarvan met de over de belastbare inkomens uit sparen en beleggen geheven belasting in elk van die jaren.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende haar verzoek om toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep ingetrokken.