Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6987, 25/537
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6987, 25/537
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 november 2025
- Datum publicatie
- 14 november 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2025:332, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 25/537
- Relevante informatie
- Art. 4:204 BW, Art. 8:26 Awb
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Ontvankelijkheid hoger beroep. Belanghebbende tijdens procedure in hoger beroep overleden. Erfgenamen onbekend.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 25/537
uitspraakdatum: 4 november 2025
Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
wijlen [belanghebbende] te [woonplaats] , Filipijnen (hierna: erflater)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 21 januari 2025, nummer ARN 23/3644, in het geding tussen erflater en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan erflater is over het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente en revisierente berekend.
De Inspecteur heeft de bezwaren gegrond verklaard en de aanslag en de beschikkingen belasting- en revisierente verminderd.
Erflater is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de Staat en de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade en tot het vergoeden van proceskosten en griffierecht. Een verzoek om vergoeding van materiële schade heeft de Rechtbank afgewezen.
Erflater heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven en het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
Erflater was sinds 2018 woonachtig in [Plaats1] , Filipijnen .
Mr. J.T. Gommer (hierna: de gemachtigde) heeft op 27 februari 2025 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde heeft op 5 mei 2025 aan het Hof bericht dat erflater is overleden en dat hij niet weet wie de erfgenamen zijn.
Het Hof heeft via de gemachtigde van erflater contactgegevens van een zoon van erflater kunnen achterhalen en hem per brieven van 15 mei 2025 en 19 juni 2025 gevraagd een verklaring van erfrecht over te leggen, dan wel aan het Hof mee te delen bij wie het Hof deze verklaring zou kunnen opvragen. Hierop is geen reactie gekomen. Verzoeken om inzage in de boedelregisters van de rechtbanken Gelderland, Rotterdam en Den Haag hebben evenmin informatie opgeleverd over mogelijke erfgenamen.
Het Hof heeft op 17 juli 2025, op grond van artikel 4:204 BW, aan de Inspecteur verzocht de rechtbank te verzoeken een vereffenaar van de nalatenschap te benoemen. De Inspecteur heeft bericht dat hij daarvoor geen aanleiding ziet.
3 Beoordeling van het geschil
Erflater, de indiener van het hoger beroep, is tijdens de procedure in hoger beroep overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij voortzetting van het geding in hoger beroep.
Onbekend is gebleven wie de erfgenamen van erflater zijn.
Niet aannemelijk is dat er onbekende belanghebbenden zijn die de onderhavige procedure in hoger beroep zouden willen voortzetten. Daarom heeft het Hof ervan afgezien om op de voet van artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de Staatscourant of in een ander medium te doen aankondigen dat de onderhavige zaak bij het Hof aanhangig is.
Gelet op het hiervoor overwogene, moet worden geconcludeerd dat het processuele belang aan de beoordeling van het onderhavige hoger beroep is komen te ontvallen, zodat het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.