Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7367, 23/2672

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7367, 23/2672

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 november 2025
Datum publicatie
28 november 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:7367
Formele relaties
Zaaknummer
23/2672
Relevante informatie
Art. 10:3 Awb, Art. 27e AWR, Art. 47 AWR, Art. 49 AWR, Art. 52 AWR, Art. 52a AWR

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Informatieverplichting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 23/2672

uitspraakdatum: 18 november 2025

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van [belanghebbende], te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 september 2023, nummer AWB 21/540, ECLI:NL:RBGEL:2023:5216, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor de beoordeling van de inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2018 een informatiebeschikking gegeven.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van zes weken gegeven, gerekend vanaf de dag nadat de uitspraak van de Rechtbank onherroepelijk is geworden, om de in de informatiebeschikking gevraagde informatie aan de Inspecteur over te leggen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.5.

Bij tussenuitspraak van 18 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4211 heeft de geheimhoudingskamer van het Hof beslist dat de door de Inspecteur verzochte beperkte kennisneming gedeeltelijk gerechtvaardigd is. Belanghebbende heeft de hoofdkamer van het Hof, die de zaak inhoudelijk gaat behandelen, geen toestemming verleend voor beperkte kennisneming van de delen waarvoor het Hof het verzoek van de Inspecteur om beperkte kennisneming heeft toegewezen.

1.6.

Bij uitspraak van 11 september 2025 heeft de wrakingskamer het verzoek van belanghebbende tot wraking van de behandelende raadsheren afwezen en bepaald dat een volgend verzoek tot wraking met betrekking tot deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende bijgestaan door zijn echtgenote [naam1] , alsmede mr. [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

1.8.

Na afloop van de zitting heeft belanghebbende zich bij brieven van 27 september 2025 (verzoek om toezending proces-verbaal van de zitting), 11 oktober 2025 (commentaar op gang van zaken tijdens de zitting) en 16 oktober 2025 (verzoek om toezending proces-verbaal van de zitting) tot het Hof gericht. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek in deze zaak te heropenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is, en was in de jaren 2008 tot en met 2018 waarop de informatiebeschikking betrekking heeft, woonachtig in Nederland en gehuwd met [naam1] (hierna: echtgenote).

2.2.

Op 30 september 2016 heeft de Belastingdienst/Central Liaison Office (B/CLO) spontaan informatie ontvangen uit Duitsland over Nederlandse ingezetenen die een rekening aanhielden bij de [de bank] in Luxemburg (hierna: de [de bank] ).

2.3.

De Inspecteur heeft de echtgenote van belanghebbende op 5 augustus 2019 naar aanleiding van de ontvangen informatie een verzoek om informatie gestuurd met betrekking tot een of meerdere in het buitenland aangehouden bankrekeningen:

“Geachte mevrouw [naam1] ,

De Belastingdienst doet onderzoek naar burgers die in Nederland belastingplichtig zijn (geweest) waarvan ik vermoed dat ze buitenlands vermogen hebben of hebben gehad en die dit vermogen en de (eventuele) opbrengst daarvan mogelijk niet hebben aangegeven in hun aangiften inkomstenbelasting.

Waar gaat het om?

De Belastingdienst krijgt steeds vaker de beschikking over uit het buitenland afkomstige financiële gegevens van Nederlandse belastingplichtigen. De Belastingdienst controleert of deze belastingplichtigen aan de Nederlandse belastingplicht hebben voldaan. Het totale vermogen (zowel in Nederland als in het buitenland) is van belang voor de aangiften inkomstenbelasting.

De Belastingdienst heeft informatie ontvangen over een/of meerdere rekening(en) van u en/of uw eventuele fiscale partner in het buitenland. Het betreft:

Bank: [de bank] ( [de bank] )

Tenaamstelling: [nummer1]

Land: Luxemburg

Verklaring verificatie buitenlands vermogen

Ik verzoek u om de bijgevoegde Verklaring verificatie buitenlands vermogen vóór 20 augustus 2019 aan mij toe te sturen. Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 47, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In artikel 49 AWR staat dat u de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moet verstrekken op de aangegeven wijze (verplicht gebruik Verklaring verificatie buitenlands vermogen) en binnen de gestelde termijn.

(…).”

2.4.

Bij brief van 26 november 2019 aan belanghebbende en zijn echtgenote heeft de Inspecteur vermeld dat hij als hij de gevraagde informatie niet vóór 11 december 2019 heeft ontvangen, een informatiebeschikking op grond van artikel 52 AWR zal opstellen.

2.5.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben de verklaring verificatie buitenlands vermogen niet ingevuld en overigens ook geen informatie verstrekt.

2.6.

Bij e-mailbericht van 5 december 2019 heeft de Inspecteur een verzoek gestuurd aan een medewerker van de Belastingdienst/CLO in Almelo om ten aanzien van belanghebbende en zijn echtgenote, een informatieverzoek te sturen naar Luxemburg inzake een bankrekening bij de [de bank] (hierna: [de bank] ).

2.7.

In de periode na dit e-mailbericht hebben belanghebbende en zijn echtgenote namens hen ingeschakelde advocaten gecorrespondeerd met de Inspecteur. De gevraagde informatie is daarbij niet verstrekt.

2.8.

Bij brief van 20 april 2020 zijn door [bedrijf2] de Luxembourg, administration des contributions directes, division échange de renseignements et retenue d’impôt sur les intérèts, de voor fiscale inlichtinguitwisselingen bevoegde autoriteit in Luxemburg, stukken verstrekt, waaronder:

– Formulieren Relevé des comptes;

– Formulieren Revenus sur compte;

– Renteoverzichten ten aanzien van rekeningen IBAN [nummer2] en [nummer3] ;

– Formulier Numbered account agreement;

– Formulier Account agreement;

– Formulieren Déclaration d’exhausitivité ten aanzien van belanghebbende en zijn echtgenote;

– Formulieren Beneficial owner Origin of funds;

– Een kopie van het door de betreffende gemeente afgegeven paspoort van belanghebbende en van zijn echtgenote.

2.9.

Op het formulier Numbered account agreement (het openingsformulier), dat is gedateerd op 27 augustus 2008 staat een handgeschreven nummer vermeld: ‘ [nummer1] ’. Als gezamenlijke rekeninghouders zijn vermeld belanghebbende en zijn echtgenote. Op het formulier zijn de geboorteplaats, adres en het telefoonnummer van belanghebbende en zijn echtgenote ingevuld. Het formulier is ondertekend door de ‘holder’ en de ‘joint holder’. Deze handtekeningen komen overeen met de handtekeningen die voorkomen op de bijgevoegde kopieën van de paspoorten van belanghebbende en zijn echtgenote. Op het openingsformulier is na de tekst ‘The client asks the bank:’ het hokje aangekruist bij de tekst ‘to retain all mail at the bank’.

2.10.

Op het formulier Account agreement dat is gedateerd op 26 januari 2009 staan drie rekeningnummers vermeld.

– onder ‘Sight Accounts’ staat het rekeningnummer IBAN [nummer2] met datum 16.09.2008

– onder ‘Time Deposit Accounts’ staat het rekeningnummer IBAN [nummer4] met datum 16.09.2008; en

– onder ‘Savings Accounts’ staat het rekeningnummer [nummer3] met datum 26.01.2009

Het formulier bevat verder een identificatienummer: [nummer5] en ‘CodeIndex: ** [nummer6] ’. Onder het formulier staan twee handtekeningen.

2.11.

Op de formulieren Relevé des comptes voor de jaren 2011, 2012 en 2013 staat het identificatienummer [nummer5] en het nummer [nummer7] . Op deze formulieren staat onder andere de volgende informatie:

Numéro

Désignation

Date d’ouverture

Date de clôture

[nummer2]

Compte courant

16.09.2008

14.08.2014

[nummer3]

Compte d’épargne

26.01.2009

25.09.2013

2.12.

Het saldo verloop is volgens de formulieren ‘Revenus sur compte’ als volgt:

Nummer

Type

Saldo 31-12-2011

Saldo

31-12-2012

Saldo

31-12-2013

Saldo

31-12-2014

[nummer2]

Compte courant

456,57

164,81

99.815,19

0,00

[nummer3]

Compte d’épargne

96.210,82

96.721,09

0,00

(al gesloten)

2.13.

De Inspecteur heeft telefonisch op 28 april 2020 en bij brief van 3 juni 2020 aan mr. [naam4] van ‘ [bedrijf3] ,het door belanghebbende ingeschakelde advocatenkantoor, op de hoogte gebracht van de informatie die ontvangen is van de [de bank] . Het ‘openingsformulier’ is als bijlage meegezonden. In de brief vraagt de Inspecteur om de volgende informatie:

“Ik verzoek u mij de volgende vragen te beantwoorden en/of informatie op te sturen:

1. Uit de bij mij bekende informatie blijkt dat de rekeningen in Luxemburg op 16 september 2008 zijn geopend. Ik verzoek u mij de informatie te overleggen waaruit blijkt hoeveel geld bij opening van de rekeningen in 2008 en in de loop van de jaren 2009 en 2010 op de [de bank] is gestort.

2. Zijn dit een bancaire overboekingen geweest of een contante stortingen? (ik verzoek u

informatie aan te leveren waaruit u antwoord blijkt).

3. In navolging van mijn vraag onder punt 1 in deze brief verzoek ik u om mij te verklaren wat de herkomst van het gestorte vermogen is geweest. Ik verzoek u tevens dit te onderbouwen met bewijsstukken waaruit uw antwoord blijkt.

4. Uit de informatie waarover ik beschik blijkt dat gedurende de jaren 2013 en 2014 per saldo een bedrag van € 143.235 is opgenomen en/of overgeboekt vanaf de bankrekening van de [de bank] .

- Hoe zijn deze bedrage opgenomen en/of waarheen zijn deze bedragen overgeboekt?

- Indien contact opgenomen, waar zijn de contacten door uw cliënten bewaard? (Ik

verzoek u informatie mee te sturen waaruit uw antwoord blijkt. Indien de gelden zijn

aangehouden in een kluis bijvoorbeeld de factuur van de kluis.)

- Indien overgeboekt, op welke bankrekening zijn de bedragen aangehouden?

5. Ik verzoek u cliënten om mij alle informatie toe te zenden met betrekking tot de aangehouden bankrekeningen bij de [de bank] over de periode 16 september 2008 tot en met 14 augustus 2014 (de laatst bekende opname). Als bijlage stuur ik de openingsformulieren van de bankrekeningen toe. Het betreft de bankrekeningnummers:

- [nummer2] ;

- [nummer3] ;

- [nummer4] .”.

2.14.

In de hiervoor genoemde brief van 3 juni 2020 heeft de Inspecteur erop gewezen dat hij geconstateerd heeft dat belanghebbende en zijn echtgenote in strijd hebben gehandeld met artikel 47 AWR door tot dusverre op geen enkele wijze bereid te zijn geweest om mee te werken bij het aanleveren en verkrijgen van informatie over de buitenlandse bankrekeningen.

2.15.

Bij e-mailbericht van 8 juni 2020 heeft mr. [naam4] de Inspecteur erop gewezen dat door hem alleen de echtgenote van belanghebbende wordt vertegenwoordigd en zijn de gestelde vragen niet beantwoord. In het e-mailbericht is onder andere de volgende passage opgenomen:

“Namens cliënte bericht ik u dat cliënte nimmer heeft ontkend noch bevestigd, dat sprake is of is geweest van één of meerdere in het buitenland aangehouden bankrekeningen waarop zij al dan niet mede als rekeninghoudster staat vermeld. Cliënte heeft steeds meegedeeld dat zij zich dat eenvoudigweg niet kan herinneren en dat de haar door de Belastingdienst mondjesmaat verstrekte informatie thans niets zegt.”

2.16.

Bij brief van 19 juni 2020 heeft de Inspecteur, mr. [naam4] nogmaals verzocht om de gestelde vragen te beantwoorden en hem erop gewezen dat als de gevraagde informatie niet voor 6 juli 2020 is ontvangen hij overweegt om een informatiebeschikking af te geven.

2.17.

Bij brief van 29 juni 2020 – waarin dezelfde vragen zijn gesteld als in de brief van 3 juni 2020 en ook het ‘openingsformulier’ is bijgevoegd (zie 2.13.) – heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om de vragen te beantwoorden en informatie aan te leveren. Daarnaast is onder andere de volgende passage opgenomen:

“Informatiebeschikking

U bent op grond van de belastingwet verplicht om mij de gevraagde informatie te verstrekken (artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen). Als ik voor 14 juli 2020 de gevraagde informatie niet heb ontvangen, dan zal ik een informatiebeschikking afgeven. U moet dan in een eventuele bezwaarprocedure overtuigend aantonen dat het inkomen en/of de aanslagen onjuist zijn vastgesteld. In een eventuele beroepsprocedure moet u overtuigend aantonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.”

2.18.

Bij e-mailbericht van 3 juli 2020 heeft mr. [naam4] de Inspecteur laten weten dat belanghebbende hem ook heeft verzocht om namens hem op te treden. In het e-mailbericht wordt de vraag om inzage in de belastingdossiers van belanghebbende en zijn echtgenote herhaald.

2.19.

Met dagtekening 7 september 2020 heeft de Inspecteur de informatiebeschikking – voorzien van een chronologisch verloop van de gevoerde correspondentie – die ziet op de jaren 2008 tot en met 2018 ten name van belanghebbende en van zijn echtgenote afgegeven.

2.20.

Uit een e-mailbericht van 18 september 2020 van de Landelijk coördinator civiele heffingsprocedures/Specialist formeel belastingrecht volgt dat er contact is geweest met mr. [naam4] . Laatstgenoemde zou hebben toegezegd dat ‘iets’ zou worden aangeleverd. Toen dit uitbleef en er navraag naar werd gedaan, heeft hij - mr. [naam4] – medegedeeld dat hij zich aan de zaak heeft onttrokken.

2.21.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben met dagtekening 20 september 2020, ontvangen door de Inspecteur op 24 september 2020, bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.

2.22.

Bij brief van 24 november 2020 heeft de Inspecteur zijn voorgenomen beslissing op het bezwaar aan belanghebbende en zijn echtgenote kenbaar gemaakt. In deze brief zijn zij in de gelegenheid gesteld, voordat op het bezwaar wordt beslist, het bezwaar mondeling toe te lichten.

2.23.

Belanghebbende heeft bij brief van 28 november 2020 hierop gereageerd. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord.

2.24.

Bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2020 heeft de Inspecteur op het bezwaar beslist.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking terecht is gegeven.

3.2.

Die vraag wordt door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoord. Voor hetgeen partijen ter onderbouwing van hun standpunten hebben aangevoerd, wordt verwezen naar de van hen afkomstige stukken en de processen-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur en van de informatiebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing