Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1169, 23/720

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1169, 23/720

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 april 2025
Datum publicatie
24 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:1169
Formele relaties
Zaaknummer
23/720
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-01-2026] art. 225

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting ten onrechte opgelegd. Belanghebbende heeft zijn auto stilgezet om zijn hond en hondenspullen op te halen en in te laden. De spullen zijn, gezamenlijk beschouwd, zaken van een zodanige omvang of gewicht dat ze niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig kunnen worden opgehaald en weggebracht. Sprake is van het onmiddellijk laden en lossen bedoeld in artikel 225, lid 2, van de Gemeentewet.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/720

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 31 maart 2023, nummer BRE 21/5674 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op 5 november 2021 is aan de leasemaatschappij van de werkgever van belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter zake van het parkeren van een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) aan [adres] in [woonplaats] (hierna: de naheffingsaanslag). De naheffingsaanslag bestaat uit € 1,50 parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing.

1.2.

Belanghebbende heeft als leaserijder van de auto bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn dochter [dochter] . De heffingsambtenaar is zonder afmelding niet verschenen.

1.6.

De griffier heeft verklaard dat hij de heffingsambtenaar, bij brief van 7 november 2024, heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Hieruit volgt dat de heffingsambtenaar toegang had tot de uitnodiging voor de zitting en dat die uitnodiging op 7 november 2024 aan de heffingsambtenaar is afgeleverd.

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof. Deze pleitnota is dezelfde dag in Mijn Rechtspraak geplaatst.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 28 oktober 2021 zijn hond en hondenspullen opgehaald bij vrienden. Zijn auto stond daarom stil nabij het huis van de vrienden in [adres] in [woonplaats] .

2.2.

Deze straat is in het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Breda aangewezen als straat waarop tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.

2.3.

Belanghebbende heeft op 28 oktober 2021 geen parkeerbelasting voldaan. De heffingsambtenaar heeft daarom een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd? Meer in het bijzonder: was sprake van onmiddellijk laden en lossen als bedoeld in artikel 225, lid 2, Gemeentewet en was derhalve geen parkeerbelasting verschuldigd?

  2. Heeft de gemeente Breda met het opleggen van de naheffingsaanslag de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de naheffingsaanslag parkeerbelasting en toekenning van een proceskostenvergoeding, rentevergoeding en schadevergoeding. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing