Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1403, 24/1311 tot en met 24/1314-GHK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1403, 24/1311 tot en met 24/1314-GHK

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 mei 2025
Datum publicatie
27 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:1403
Zaaknummer
24/1311 tot en met 24/1314-GHK
Relevante informatie
Art. 8:29 Awb, Art. 8:42 Awb

Inhoudsindicatie

Tussenuitspraak geheimhoudingskamer.

De inspecteur heeft verzocht om geheimhouding. Als gewichtige redenen zijn aangevoerd: het belang van privacy van individuele ambtenaren, het belang van privacy van derden, het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie en persoonlijke opvattingen/vrije meningsvorming.

Het verzoek om geheimhouding van de geschoonde passages is volgens de geheimhoudingskamer van het hof gerechtvaardigd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer, optredende, en hierna aangeduid, als ‘geheimhoudingskamer’

Nummers: 24/1311 tot en met 24/1314-GHK

Tussenuitspraak op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van

de erven van [belanghebbende 1] en

[belanghebbende 2] , wonend in [woonplaats] ,
hierna: [belanghebbenden] of belanghebbenden,

tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 juli 2024, nummers BRE 21/1374, 21/1375, 21/5483 en 21/5484, in de gedingen tussen belanghebbenden en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan wijlen [belanghebbende 1] en zijn echtgenote [belanghebbende 2] zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2006 en 2007 opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslagen is heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbenden hebben beroep ingesteld bij de rechtbank. De inspecteur heeft voor een aantal passages in bijlagen bij zijn verweerschriften verzocht om geheimhouding.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft dat verzoek voor de zaken over de navorderingsaanslagen 2006 toegewezen.1 Ter zitting van de rechtbank is tussen partijen overeengekomen dat die toewijzing ook voor de zaken over de navorderingsaanslagen 2007 geldt.

1.4.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen vernietigd.2

1.5.

De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld bij het hof.

1.6.

De inspecteur heeft bij zijn hogerberoepschriften een verzoek om beperkte kennisneming/geheimhouding gedaan. Het verzoek ziet op (delen van) de volgende stukken, die bij het verweerschrift zijn gevoegd:

a. Memo aandachtspunten Verhuld Vermogen (2006 en 2007 bijlage 2);

b. Stukken Project groepsverzoek Zwitserland (BNP Paribas) (2006 - bijlage 3, 2007 - bijlage 4);

c. Deelantwoord Groepsverzoek Zwitserland (BNP Paribas) (2006 - bijlage 4, 2007 - bijlage 3);

d. Verzoek om inlichtingen CLO inzake het Franse vermogen (2007 - bijlage 20);

e. Ontvangen gegevens CLO inzake het Franse vermogen (I) (2006 - bijlage 34, 2007 - bijlage 23);

f. Wedervraag CLO inzake het Franse vermogen (2006 - bijlage 35, 2007 - bijlage 25);

g. Memo Groepsverzoeken Zwitserland (UBS) – Redelijke schatting navorderingsaanslagen 2003 – 2004 (2006 - bijlage 38);

h. Ontvangen gegevens CLO inzake het Franse vermogen (II) (2006 - bijlage 35A, 2007 - bijlage 27).

1.7.

In deze stukken zijn gegevens geschoond. In de geschoonde versie is een letter geplaatst die verwijst naar de door de inspecteur aangevoerde gewichtige reden voor geheimhouding. Die gewichtige redenen zijn:
A. Het belang van privacy van individuele ambtenaren;

B. Het belang van privacy van derden;

C. Het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie (C1), waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze (C2) en het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen (C3);

D. Persoonlijke opvattingen/vrije meningsvorming.

1.8.

De inspecteur heeft van de onder 1.6 hiervoor genoemde stukken een ongeschoonde versie aan de geheimhoudingskamer van het hof doen toekomen. De geschoonde versie van de stukken is in de dossiers geplaatst en (daarmee) aan belanghebbenden verstrekt.

1.9.

De geheimhoudingskamer van het hof heeft bij brief van 22 november 2024 aan belanghebbenden een reactie gevraagd op het geheimhoudingsverzoek van de inspecteur.

Ook heeft de geheimhoudingskamer gevraagd of belanghebbenden toestemming geven voor beperkte kennisneming.

1.10.

Op 23 december 2024 hebben belanghebbenden gereageerd op het verzoek om beperkte kennisneming/geheimhouding van de inspecteur. Belanghebbenden hebben niet ingestemd met beperkte kennisneming (waarbij de rechter wel, maar belanghebbenden geen kennis zouden nemen van de betreffende stukken). De geheimhoudingskamer heeft het verzoek van de inspecteur daarom opgevat als een verzoek om geheimhouding (ook geldend voor de rechter in de hoofdzaak). In hun reactie hebben belanghebbenden ingestemd met geheimhouding van (delen van) stukken gebaseerd op de gewichtige redenen van privacy van ambtenaren of derden (reden A en B). Belanghebbenden hebben niet ingestemd met geheimhouding op grond van andere door de inspecteur genoemde redenen (reden C en D).

1.11.

De reactie van belanghebbenden is doorgestuurd aan de inspecteur. De inspecteur heeft te kennen gegeven dat het - gelet op deze reactie - in de geheimhoudingszaken alleen nog gaat om de in 1.6. genoemde stukken onder a en b. In de overige stukken (vanaf c) zijn immers slechts passages geschoond die zien op namen of gegevens van ambtenaren of derden.
De stelling van belanghebbenden dat in die stukken passages geschoond zijn die andere relevante informatie bevatten, acht de inspecteur niet juist.
Ten aanzien van de geschoonde passages met de gewichtige redenen C en D heeft de inspecteur in aanvulling op deze redenen opgemerkt dat deze passages niet de kern van de rechtsstrijd raken, de betekenis daarvan voor de hoofdzaken gering is en de procesvoering van belanghebbenden door het schonen van deze passages niet is belemmerd.

1.12.

Aan belanghebbenden is de mogelijkheid tot reactie geboden. Belanghebbenden hebben niet meer gereageerd.

1.13.

De door partijen ingediende stukken zijn in afschrift aan de andere partij verstrekt.
Dit geldt niet voor de aan de geheimhoudingskamer gerichte (ongeschoonde) stukken, waarvan om geheimhouding is verzocht. Van deze stukken is uitsluitend de door de inspecteur overgelegde geschoonde versie aan belanghebbenden verstrekt.

2 Verzoek

2.1.

De geheimhoudingskamer zal beoordelen of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb, die rechtvaardigen dat de inspecteur weigert de ongeschoonde versie van die stukken aan belanghebbenden te overleggen.

3 Beoordeling van het verzoek

Algemeen juridisch kader

3.1.

De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb is gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken aan het hof te zenden. Dit artikel strekt ertoe dat de gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van het in beroep bestreden besluit aan de rechter - en belanghebbenden - beschikbaar worden gesteld.
Deze verplichting heeft ten doel te waarborgen dat een geschil over een door de inspecteur genomen besluit wordt beslecht op basis van alle relevante feitelijke gegevens die aan hem ter beschikking staan, zodat belanghebbenden zich daarover kunnen uitlaten en de rechter daarmee bij zijn beoordeling rekening kan houden.3Het betreft stukken die in de zaak van enig belang kunnen zijn geweest voor de besluitvorming door de inspecteur of die van enig belang kunnen zijn voor de besluitvorming door de rechter.4 Tot de over te leggen stukken behoren alle stukken die de inspecteur ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten.5

3.2.

Als een stuk behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken, brengt dat in beginsel met zich dat het in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd.6 Het bepaalde in artikel 8:29 Awb biedt echter aan partijen, als daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of het hof mee te delen dat uitsluitend de hoofdkamer kennis neemt van de stukken (beperkte kennisneming). Ook biedt dit artikel aan partijen, als daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid stukken niet volledig (maar deels geschoond) aan de andere partij en de hoofdkamer te overleggen.

3.3.

In art. 8:29, lid 5, Awb is bepaald dat beperkte kennisneming alleen is toegestaan met toestemming van belanghebbenden.

3.4.

Belanghebbenden hebben deze toestemming niet verleend, zodat het verzoek van de inspecteur door de geheimhoudingskamer is opgevat als een verzoek om toepassing van geheimhouding (zie 1.10).

3.5.

Beslissend bij de vraag of de inspecteur zich terecht op deze geheimhouding beroept, is niet of op de zaak betrekking hebbende stukken of onleesbaar gemaakte delen daarvan, voor de verdediging van de standpunten van belanghebbenden noodzakelijk of essentieel zijn en ook niet of kennisneming door belanghebbenden voor de verdediging van hun standpunten van belang zou kunnen zijn.7Slechts als de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.

3.6.

De geheimhoudingskamer wijst er nog op dat als de belangenafweging ertoe leidt dat bepaalde gegevens voor belanghebbenden geheim dienen te blijven, hieruit voortvloeiende problemen voor belanghebbenden in de procedure bij de hoofdkamer moeten worden gecompenseerd. Dit kan bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in de bewijslastverdeling.

3.7.

De belangenafweging moet plaatsvinden in de concrete aan de geheimhoudingskamer voorgelegde zaak en na kennisneming door de geheimhoudingskamer, die de afweging moet maken, van de gehele dossiers.

Beoordeling van het verzoek

Beoordeling geheimhouding: de aangevoerde gewichtige redenen

3.8.

Van de geheimhoudingsstukken is aan belanghebbende een versie verstrekt waarin onderdelen zijn geschoond. Wat betreft de stukken c tot en met h betreft het passages die betrekking hebben op namen of gegevens van ambtenaren of derden. Belanghebbenden hebben zich neergelegd bij de geheimhouding daarvan. De inspecteur heeft als gewichtige reden A voor geheimhouding aangevoerd dat de privacy van de ambtenaren moet worden beschermd. De inspecteur heeft als gewichtige reden B voor geheimhouding aangevoerd dat de privacy van derden moet worden beschermd.

3.9.

De geheimhoudingskamer zal desalniettemin een oordeel geven over de stukken c tot en met h omdat geheimhouding niet alleen gevolgen heeft voor belanghebbenden, maar ook voor de hoofdkamer die de zaken inhoudelijk zal behandelen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaren en derden aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbenden bij kennisneming van deze gegevens. De kenbaarheid van deze gegevens is niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze gegevens sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Specifiek ten aanzien van de gegevens van de ambtenaren geldt dat duidelijk is op welke plek in de stukken de namen en overige persoonlijke gegevens van de ambtenaren zijn geschoond, zodat belanghebbenden er niet in worden gehinderd bij de behandeling van de hoofdzaak alsnog gericht hun (processuele) standpunt te bepalen. De namen van de ambtenaren zijn door hun unieke nummeraanduiding individualiseerbaar en deze ambtenaren zouden alsnog als te horen personen door belanghebbenden kunnen worden aangewezen. Ook kan daarmee alsnog worden gecontroleerd wie welke informatie heeft verstrekt, of diegene daartoe bevoegd was en of de verstrekte informatie betrouwbaar is.

3.10.

De geheimhouding van namen en gegevens van de betrokken ambtenaren en van de betrokken derden is, gelet op het voorgaande, gerechtvaardigd op grond van gewichtige redenen. De passages waarin is geschoond met reden A en B mogen daarom geheim blijven voor belanghebbenden en ook voor de hoofdkamer, die de zaken inhoudelijk behandelt.

3.11.

De geheimhoudingskamer stelt vast dat de stukken c tot en met h uitsluitend zijn geschoond op basis van de gewichtige redenen A en B. Aangezien het schonen op grond daarvan gerechtvaardigd wordt geacht, betreft het geheimhoudingsgeschil de stukken aangeduid met a en b (zie 1.6). Ook in die stukken zijn gegevens van ambtenaren geschoond. Daarvoor geldt hetzelfde als de geheimhoudingskamer heeft overwogen onder 3.9 en 3.10. Als gewichtige redenen voor het schonen van die stukken zijn aangevoerd (C) het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle(strategie) en (D) het recht op vrije meningsvorming door medewerkers van de Belastingdienst.

Belang bij een effectieve controle(strategie) – gewichtige reden C

3.12.

De inspecteur heeft als reden voor geheimhouding aangevoerd het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie (C1), waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze (C2) en het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen (C3). Indien belastingplichtigen kennis zouden kunnen nemen van de passages over de controlestrategie, zouden zij daarop kunnen anticiperen en daarmee controle door de Belastingdienst frustreren en de nakoming van hun fiscale verplichtingen ontlopen. Daarnaast gaat het om passages waarin aanwijzingen worden gegeven over de wijze van klantbehandeling, voorschriften en tips over de toe te passen tactiek en methodiek om aangiften en verklaringen van belastingplichtigen te toetsen die breed toepasbaar zijn op vergelijkbare projecten en/of individuele gevallen. Kennis over ingeplande capaciteit zou gevolgen kunnen hebben voor de reactie op en houding van belastingplichtigen tegenover onderzoek door de Belastingdienst en zou kunnen leiden tot calculerend gedrag.

3.13.

Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer kan het hiermee door de inspecteur geschetste controle-strategische belang een gewichtige reden voor geheimhouding vormen.

Belanghebbenden hebben daartegenover gesteld dat de stukken a en b bij de besluitvorming een rol hebben gespeeld en daarom ingebracht moeten worden. Er zijn passages geschoond, die mogelijk relevante informatie bevatten. Belanghebbenden kunnen dit nu niet toetsen.

3.14.

De inspecteur heeft naar het oordeel van de geheimhoudingskamer gewichtige redenen voor de geheimhouding van bepaalde passages van de stukken a en b genoemd. Het (algemene) belang van de inspecteur bij geheimhouding van deze passages weegt namelijk aanzienlijk zwaarder dan het (individuele) belang van belanghebbenden. Geheimhouding in de zin van artikel 8:29 Awb is daarmee gerechtvaardigd.

3.15.

Belanghebbenden hebben nog aangevoerd dat de vrees voor calculerend en/of anticiperend gedrag geen grond is om aan hen de geschoonde passages te onthouden. Het gaat hier immers om belastingaanslagen over de jaren 2006 en 2007. Belanghebbenden noch anderen kunnen voor deze jaren nog calculerend en/of anticiperend acteren. Bovendien is de focus van de Belastingdienst op buitenlands vermogen en ook de van het buitenland verkregen gegevens, algemeen en publiek bekend, evenals de gehanteerde opsporingsmethodieken. Belanghebbenden achten de kennisname van de geschoonde passages van belang voor de behandeling van hun specifieke zaken en hebben er geen belang bij om die informatie aan derden kenbaar te maken.

3.16.

De geheimhoudingskamer ziet geen aanleiding om anders te oordelen door dit betoog van belanghebbenden dat de vrees voor calculerend en anticiperend gedrag hier geen grond kan zijn voor geheimhouding, omdat het om belastingaanslagen over de jaren 2006 en 2007 gaat. Calculerend gedrag is immers ook in andere stadia dan rondom de aanslagregeling mogelijk en bovendien kan de hier toegepaste aanpak ook relevant zijn bij andere projecten.

Verder geldt dat als de betreffende informatie aan belanghebbenden zou worden verstrekt, niet uit te sluiten is dat die informatie (al dan niet onbedoeld) toch ook aan derden bekend wordt.

Belang van het recht op vrije meningsvorming – gewichtige reden D

3.17.

De inspecteur heeft als laatste reden voor geheimhouding aangevoerd dat de geschoonde passages persoonlijke ervaringen, beschrijvingen van feitelijke gebeurtenissen, anekdotes, (tussentijdse) aanbevelingen, meningen van individuen of groepen medewerkers zijn, en dat die ongeacht het onderwerp, niet relevant zijn voor de behandeling van een individuele zaak. Verder zijn deze passages volgens de inspecteur veelal op te vatten als persoonlijke beleidsopvattingen die op grond van de Wet open overheid (hierna: WOO) niet voor verstrekking in aanmerking komen.

3.18.

De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de enkele stelling dat de gegevens op grond van de WOO geheim mogen blijven de inspecteur niet kan baten. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormen de overige door de inspecteur genoemde argumenten gewichtige redenen die geheimhouding van de betreffende passages kunnen rechtvaardigen. De stelling van belanghebbenden dat de passages relevantie hebben voor de besluitvorming ten aanzien van het opleggen van de navorderingsaanslagen, de afweging van de omstandigheden en de vereisten, de kennis van de inspecteur en het tijdstip waarop deze met bepaalde informatie of aanwijzingen al dan niet bekend is, doet aan het voorgaande niet af, omdat de inspecteur vrijheid en vertrouwelijkheid van juridisch intern beraad van de Belastingdienst toekomt. Dat is mogelijk anders indien de inhoud van die stukken ook niet aan belanghebbende bekende feitelijke informatie bevat, waardoor het verdedigingsbelang van belanghebbende in het gedrang zou kunnen komen. Dat is in dit geval niet aan de orde.

Memo aandachtspunten Verhuld Vermogen (a)

3.19.

In het Memo aandachtspunten projecten Verhuld Vermogen zijn op de pagina’s 2, 15, 23, 24, 26, 27 en 28 passages geschoond op grond van de redenen C en D. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormen de door de inspecteur genoemde argumenten een deugdelijke grond voor geheimhouding van die passages, gelet op de inhoud van die passages, en wegen zij aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbenden in deze zaak bij kennisneming van die gegevens.

Stukken Project groepsverzoek Zwitserland (b)

3.20.

In de stukken Project Groepsverzoek Zwitserland zijn op de pagina’s 3, 4 en 8 passages geschoond op grond van redenen C en D. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormen de door de inspecteur genoemde argumenten een deugdelijke grond voor geheimhouding van ook die passages, gelet op de inhoud van die passages, en wegen zij ook aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbenden in deze zaak bij kennisneming van die gegevens.

Tussenconclusie

3.26.

Het voorgaande betekent dat de passages in de stukken genoemd onder a en b ook geheimgehouden mogen worden door de inspecteur. Dit geldt voor geheimhouding op basis van de redenen C en D en ook voor het door belanghebbenden niet betwiste geheimhouden op basis van de redenen A en B.

Slot

3.27.

Uit dat wat hiervoor is overwogen, volgt dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de geschoonde passages is gerechtvaardigd.

4 Beslissing