Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1447, 22/1159 en 22/1160
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1447, 22/1159 en 22/1160
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 april 2025
- Datum publicatie
- 2 juli 2025
- Zaaknummer
- 22/1159 en 22/1160
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Dubbel hoger beroep. Het hof acht het hoger beroep ontvankelijk. Het hof leidt (impliciet) uit het arrest HR 31-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:155, af dat de algemeen geformuleerde machtiging toereikend is voor het voeren van de hogerberoepsprocedure. Dat tussen belanghebbende en de gemachtigde een overeenkomst op basis van no-cure-no-pay is gesloten, maakt niet dat geen sprake is van procesbelang. De rechtbank heeft gelet op het arrest HR 25-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:106, terecht een vergoeding van proceskosten wegens schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ met een wegingsfactor 1 toegekend. Wel heeft belanghebbende gelet op HR 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:752, recht op een hogere proceskostenvergoeding. Hoger beroep belanghebbende gegrond. Hoger beroep heffingsambtenaar ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummers: 22/1159 en 22/1160
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven,
hierna: de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 april 2022, nummer SHE 21/98, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: WOZ-beschikking) en daarbij de waarde van de woning aan [adres] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten en het door belanghebbende betaalde griffierecht.
Belanghebbende en de heffingsambtenaar hebben tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde], als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] . De gemachtigde van belanghebbende heeft, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van e-mailcorrespondentie tussen belanghebbende en de gemachtigde in januari 2021.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Na sluiting van het onderzoek is bij het hof een bericht van (de gemachtigde van) belanghebbende binnengekomen. Het hof heeft in de inhoud van dit bericht geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
2 Feiten
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 283.000. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij brief van 26 maart 2020 is belanghebbendes gemachtigde er door de heffingsambtenaar op gewezen dat hij de op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan de hoorzitting kan inzien. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
In zijn nadere aanvulling van het bezwaarschrift, gedateerd 24 april 2020, heeft belanghebbende de heffingsambtenaar tevergeefs gevraagd de gebruikte grondstaffel en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van de onroerende zaak en van de vergelijkingsobjecten tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te verstrekken.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd. Het tegen de uitspraak op bezwaar ingediende beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
Alhoewel de rechtbank de vastgestelde WOZ-waarde in stand heeft gelaten, is wel een proceskostenveroordeling uitgesproken omdat de heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan de in artikel 40, lid 2, Wet WOZ opgenomen verplichting om een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde te verstrekken. De rechtbank heeft de proceskosten voor de beroepsfase vastgesteld op € 1.082 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1). Ook heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 dient te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Dient het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk te worden verklaard?
Hoger beroep van de heffingsambtenaar:
2. Heeft de rechtbank terecht een proceskostenveroordeling uitgesproken?
3. Bij positieve beantwoording van vraag 2: heeft de rechtbank bij de bepaling van de proceskostenvergoeding een te hoge wegingsfactor gehanteerd?
Hoger beroep van belanghebbende:
4. Bij positieve beantwoording van vraag 2: heeft de rechtbank bij de bepaling van de proceskostenvergoeding een te lage waarde per punt gehanteerd?
De WOZ-beschikking is niet (meer) in geschil.
Belanghebbende en de heffingsambtenaar concluderen beide tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor de beslissing over de proceskostenvergoeding.