Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2372, 23/265 tot en met 23/268
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2372, 23/265 tot en met 23/268
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 september 2025
- Datum publicatie
- 28 oktober 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:76, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/265 tot en met 23/268
- Relevante informatie
- Art. 2.17 Wet IB 2001, Art. 3.76 Wet IB 2001, Art. 5.5 Wet IB 2001, Art. 12a Wet LB, Art. 27e AWR, Art. 55 AWR, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR, Art. 2 BPB, Art. 3 BPB
Inhoudsindicatie
Inkomsten uit arbeid verricht voor buitenlandse entiteiten, omkering en verzwaring bewijslast. Belanghebbende heeft over de jaren 2013 tot en met 2016 niet de vereiste aangiften IB/PVV gedaan. De bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Het hof acht de schattingen van de inspecteur van het inkomen uit werk en woning en aanmerkelijk belang redelijk en de schatting van het inkomen uit sparen en beleggen niet redelijk. Het hof vermindert de vergrijpboeten.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/265 tot en met 23/268
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 januari 2023, nummers BRE 19/1273, 19/4052, 19/4053 en 20/9473, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur, en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 tot en met 2016 opgelegd. Tevens is telkens bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en is telkens bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 23/263, 23/264 en 23/272 tot en met 23/277.
Partijen hebben voor de zitting pleitnota’s inclusief bijlagen toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota’s doorgestuurd naar de andere partij. Deze pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [partner] (de partner). Zij hebben drie kinderen en zijn woonachtig in Nederland.
Sinds 1 oktober 2013 drijft belanghebbende een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, genaamd [eenmanszaak] . De activiteiten van belanghebbende betreffen IT-gerelateerde werkzaamheden, vooral op het gebied van telefonie.
Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangiften IB/PVV ingediend naar de volgende belastbare inkomens uit werk en woning1(tevens verzamelinkomen):
|
2013 |
€ 20.998 |
|
2014 |
€ 1.267 |
|
2015 |
€ 8.989 |
|
2016 |
€ 3.280 |
De partner van belanghebbende heeft voor de jaren 2013, 2015 en 2016 een aangifte IB/PVV ingediend naar een verzamelinkomen van nihil.
Naar aanleiding van een op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gedaan verzoek aan de officier van justitie heeft de inspecteur informatie ontvangen over een strafrechtelijk onderzoek bij het Haags Juristen College (HJC). Uit dit onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat:
( i) belanghebbende in oktober 2012 een structuur bij HJC heeft gekocht, bestaande uit onder andere:
(a) een nexus binnen de naar Panamees opgerichte Private Foundation genaamd [naam Foundation] (hierna: de nexus);
(b) [Vennootschap 1] , een kapitaalvennootschap, opgericht naar het recht van de Seychellen op [datum 1] 2012 (hierna: [Vennootschap 1] ); en
(c) [Vennootschap 2] , een kapitaalvennootschap, opgericht naar het recht van de Seychellen op [datum 1] 2012 (hierna: [Vennootschap 2] ).
(ii) belanghebbende in oktober 2012 de opdrachtformulieren voor het oprichten van deze structuur heeft ondertekend;
(iii) belanghebbende volgens het op 20 november 2012 door de [naam Foundation] uitgegeven stuk ‘Certificate No. [nummer 1] ’ (hierna: het certificaat) de uiteindelijk gerechtigde is van de nexus;
(iv) de nexus volgens het certificaat aandeelhouder is van [Vennootschap 1] ;
( v) volgens een besluit van [datum 1] 2012, [naam 1] , een medewerker van een trustkantoor op de Seychellen, is aangesteld als bestuurder van [Vennootschap 2] ;
(vi) volgens het aandeelhoudersregister van [Vennootschap 2] , [Vennootschap 1] op [datum 1] 2012 enig aandeelhouder is;
(vii) dat belanghebbende volgens een verklaring van de [naam Foundation] van 17 november 2012, uiteindelijk gerechtigde is in [Vennootschap 2] ;
(viii) [Vennootschap 2] een bankrekening heeft geopend bij de [bank] Bank op Cyprus.
(ix) er in de periode tussen mei 2013 en september 2013 e-mailcorrespondentie is geweest tussen belanghebbende en HJC. De e-mails hebben onder andere betrekking op:
- het opnemen van gelden van de [bank] bankrekening van [Vennootschap 2] door belanghebbende;
- het overboeken van gelden van [Vennootschap 2] naar een Turkse bankrekening van belanghebbende;
- het betalen van kosten en/of verstrekken van facturen van [Vennootschap 2] door belanghebbende aan HJC;
- het bijpraten door belanghebbende van HJC inzake de actuele bedrijfsactiviteiten en/of ontvangsten van [Vennootschap 2] ;
- het toezenden van bankmutaties van [Vennootschap 2] door [bank] aan belanghebbende;
De informatie die de inspecteur op basis van het artikel 55 AWR verzoek heeft verkregen loopt tot en met 2013. Naar aanleiding van deze informatie is de inspecteur nader onderzoek gestart naar de betrokkenheid van belanghebbende bij deze en andere entiteiten.
De inspecteur heeft diverse derdenonderzoeken ingesteld. Gedurende het onderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende tevens betrokken is (geweest) bij de twee vennootschappen [Vennootschap 3] (hierna: [Vennootschap 3] ) en [Vennootschap 4] (hierna: [Vennootschap 4] ). Uit een onderzoek bij [naam 2] bleek dat bedragen van klanten van [Vennootschap 2] tot september 2013 werden geboekt naar een rekening op naam van [Vennootschap 2] en daarna op een rekening ten name van [Vennootschap 3] . Bij een onderzoek bij het Nederlandse bedrijf [bedrijf 1] is verklaard dat belanghebbende daar klant was en [Vennootschap 2] als nieuwe klant had willen introduceren, dat belanghebbende reageerde via een mailadres van [Vennootschap 2] , en dat op hetzelfde klantnummer bij [bedrijf 1] betalingen werden gedaan door achtereenvolgens [Vennootschap 2] en [Vennootschap 4] . Een aantal afnemers van telefoniediensten ( [afnemer 1] , [afnemer 2] , [afnemer 3] , [afnemer 4] , [afnemer 5] , [afnemer 6] ) heeft verklaringen afgelegd waaruit volgt dat belanghebbende in de jaren 2013 tot en met 2016 diensten heeft verricht waarvoor door [Vennootschap 2] of [Vennootschap 3] of [Vennootschap 4] is gefactureerd. Tot de gedingstukken behoren facturen van [Vennootschap 2] aan één of meerdere van deze afnemers uit 2013, facturen van [Vennootschap 3] aan één of meerdere van deze afnemers uit 2014 en 2015 en facturen van [Vennootschap 4] aan één of meerdere afnemers uit 2015 en 2016. Tevens volgt uit het derdenonderzoek bij [afnemer 3] dat deze afnemer in 2016 bedragen heeft betaald aan [Vennootschap 3] .
De inspecteur heeft tevens informatie opgevraagd bij de autoriteiten van onder andere Cyprus, Belize en Letland.
Uit de van de Cypriotische autoriteiten ontvangen informatie volgt onder meer dat:
( i) [Vennootschap 2] een bankrekening bij [naam 3] Bank heeft aangevraagd. Op het aanvraagformulier is als bedrijfsadres van [Vennootschap 2] het (voormalige) woonadres van belanghebbende opgegeven;
(ii) [Vennootschap 3] op 2 juli 2013 is opgericht naar het recht van Belize;
(iii) op 2 augustus 2013 belanghebbende de enige uiteindelijk gerechtigde en bestuurder is van [Vennootschap 3] ;
(iv) [Vennootschap 3] twee bankrekeningen heeft geopend bij de [naam 4] Bank in Cyrpus. Als contactpersoon van de vennootschap staat belanghebbende vermeld en als adres van de vennootschap het woonadres van belanghebbende in Nederland;
( v) in de jaren 2013 tot en met 2016 overboekingen hebben plaatsgevonden van [Vennootschap 3] naar belanghebbende.
Uit de van de autoriteiten van Belize ontvangen informatie volgt onder meer dat:
( i) belanghebbende van 2 juli 2013 tot 8 augustus 2013 bestuurder was van [Vennootschap 3] , waarna [naam 5] bestuurder werd. Volgens de autoriteiten van Belize was de rol van de heer [naam 5] in de vennootschap echter ‘not for management purpose’ en is daarom een algemene volmacht gegeven aan belanghebbende.
(ii) volgens de autoriteiten van Belize niemand anders betrokken was bij [Vennootschap 3] ;
(iii) belanghebbende de enig aandeelhouder was van [Vennootschap 3] ;
(iv) de boekhouding van [Vennootschap 3] wordt bewaard op het woonadres van belanghebbende;
( v) [Vennootschap 3] op 3 januari 2017 is uitgeschreven uit het handelsregister;
(vi) [Vennootschap 4] op 14 april 2014 is opgericht naar het recht van Belize;
(vii) [naam 6] de enig bestuurder en aandeelhouder is van [Vennootschap 4] .
Uit de van de autoriteiten van Letland ontvangen informatie volgt onder meer dat:
(i) [naam 6] op 26 augustus 2014 bestuurder en uiteindelijk gerechtigde was van [Vennootschap 4] ;
(ii) [Vennootschap 4] een Letse bankrekening had die is geopend door [naam 6] op 21 november 2014;
(iii) op een formulier van 26 augustus 2014 met betrekking tot een Letse bankrekening van [Vennootschap 4] een telefoonnummer van belanghebbende staat vermeld.
Vanuit de Letse bankrekening van [Vennootschap 4] zijn bedragen overgeboekt naar een Turkse bankrekening op naam van belanghebbende. Tevens zijn vanuit de Cypriotische bankrekening van [Vennootschap 3] bedragen overgeboekt naar [Vennootschap 4] .
In de periode november 2014 tot en met 31 december 2016 zijn er met betrekking tot de Letse bankrekening van [Vennootschap 4] contante opnamen gedaan in België. Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen wie de contante opnamen heeft gedaan.
Naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek heeft de inspecteur de (navorderings)aanslagen en vergrijpboeten opgelegd. De volgende correcties zijn gemaakt.
Met betrekking tot het inkomen uit werk en woning (box 1):
Ten aanzien van de vermelde vennootschappen zijn de volgende bedragen aan gebruikelijk loon in aanmerking genomen:
|
[Vennootschap 2] |
[Vennootschap 3] |
[Vennootschap 4] |
Correctie |
|
|
2013 |
€ 43.000 |
€ 43.000 |
€ 86.000 |
|
|
2014 |
€ 44.000 |
€ 44.000 |
€ 22.000 |
€ 88.3632 |
|
2015 |
€ 44.000 |
€ 44.000 |
€ 88.000 |
|
|
2016 |
€ 44.000 |
€ 44.000 |
€ 88.000 |
Voor het jaar 2014 heeft de inspecteur een uitkering van het UWV in aanmerking genomen van € 9.189, welke belanghebbende niet aangegeven had. Deze correctie is tussen partijen niet in geschil.
Voor de jaren 2015 en 2016 heeft de inspecteur de in de aangifte geclaimde startersaftrek en zelfstandigenaftrek3 gecorrigeerd, omdat volgens de inspecteur niet aan het urencriterium voldaan is.
Met betrekking tot het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2):
Voor alle jaren is een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen, en wel van € 27.550 voor 2013, € 50.000 voor 2014, € 49.188 voor 2015 en € 44.546 voor 2016. Daarvan is voor de jaren 2013, 2015 en 2016 de helft in aanmerking genomen bij belanghebbende en de helft bij zijn partner.4 De correcties resulteren aldus in inkomens uit box 2 bij belanghebbende van respectievelijk € 13.775, € 50.000, € 24.594 en € 22.273.
[Vennootschap 2] en [Vennootschap 3] hebben in 2013 € 17.550 respectievelijk € 10.000 overgemaakt aan belanghebbende. Belanghebbende heeft in 2015 € 27.089 ontvangen van [Vennootschap 3] en in 2016 € 1.957 ontvangen van [Vennootschap 3] .
Met betrekking tot het inkomen uit sparen en beleggen (box 3):
Voor alle jaren is een rendementsgrondslag (na aftrek van heffingsvrij vermogen) in aanmerking genomen en wel van € 200.000 voor 2013, € 250.000 voor 2014, € 300.000 voor 2015 en € 350.000 voor 2016. Voor de jaren 2013, 2015 en 2016 is de helft hiervan in aanmerking genomen bij belanghebbende en de helft bij zijn partner.5 De correcties resulteren in de volgende inkomens in box 3:
|
Belanghebbende |
Partner |
|
|
2013 |
€ 4.000 |
€ 4.000 |
|
2014 |
€ 10.000 |
|
|
2015 |
€ 6.000 |
€ 6.000 |
|
2016 |
€ 7.000 |
€ 7.000 |
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen opgelegd en daarbij tevens de volgende beschikkingen belastingrente en boetebeschikkingen gegeven:
|
Zaak- nummer |
Jaar |
Type aanslag |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
Vergrijp- boete |
Belasting- rente |
|
23/265 |
2013 |
Navorderings- aanslag IB/PVV |
€ 106.998 |
€ 13.775 |
€ 4.000 |
€ 47.036 |
€ 8.471 |
|
23/266 |
2014 |
aanslag IB/PVV |
€ 100.000 |
€ 50.000 |
€ 10.000 |
n.v.t. |
€ 6.572 |
|
23/267 |
2015 |
aanslag IB/PVV |
€ 105.076 |
€ 24.594 |
€ 6.000 |
€ 54.211 |
€ 5.571 |
|
23/268 |
2016 |
aanslag IB/PVV |
€ 98.155 |
€ 22.273 |
€ 7.000 |
€ 49.756 |
€ 5.014 |
De rechtbank heeft de (navorderings)aanslagen, boetebeschikkingen en rentebeschikkingen als volgt verminderd6:
|
Zaak- nummer |
Jaar |
Type aanslag |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
Vergrijpboete |
Belasting-rente |
|
23/265 |
2013 |
Navorderings- aanslag IB/PVV |
€ 85.498 |
€ 13.775 |
€ 0 |
55% van de verschuldigde IB/PVV |
dienover-eenkomstig |
|
23/266 |
2014 |
aanslag IB/PVV |
€ 100.000 |
€ 50.000 |
€ 0 |
n.v.t. |
dienover-eenkomstig |
|
23/267 |
2015 |
aanslag IB/PVV |
€ 105.076 |
€ 24.594 |
€ 0 |
55% van de verschuldigde IB/PVV |
dienover-eenkomstig |
|
23/268 |
2016 |
aanslag IB/PVV |
€ 98.155 |
€ 22.273 |
€ 0 |
60% van de verschuldigde IB/PVV |
dienover-eenkomstig |
Belanghebbende heeft in hoger beroep verklaringen overgelegd van [naam 7] , [naam 6] , [naam 8] en [naam 9] .
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de (navorderings)aanslagen, al dan niet na omkering en verzwaring van de bewijslast, en vergrijpboeten zoals deze luiden na vermindering door de rechtbank, terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen voor zover het de nog bestreden correcties ten opzichte van de aangiften betreft en vernietiging dan wel vermindering van de opgelegde boeten. De inspecteur concludeert tot een gegrondverklaring van het hoger beroep van belanghebbende voor zover het de aanslag IB/PVV 2014 betreft en tot ongegrondverklaring voor het overige. Verder concludeert de inspecteur in zijn incidentele hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de box 3 correcties en de matiging van de vergrijpboeten vanwege de omstandigheid dat de boetegrondslagen zijn vastgesteld met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast.