Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2772, 23/970
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2772, 23/970
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2025
- Datum publicatie
- 4 november 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:4309, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/970
- Relevante informatie
- Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2026] art. 53
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft van zijn ouders in 2014 een schenking ontvangen voor zijn eigen woning. Deze schenking is vrijgesteld geweest ogv de destijds geldende eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor een schenking tbv de eigen woning. Voor de tweede schenking (2018) waarvan de schenkers en de begiftigde dachten dat deze ook was vrijgesteld in verband met de eigen woning heeft de inspecteur de aanslag schenkbelasting opgelegd. De schenking is door belanghebbende aan zijn ouders terugbetaald. Het hof past het arrest van de Hoge Raad 10 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:1 toe en is van oordeel dat belanghebbende voldoende aanknopingspunten voor de gestelde wederzijdse dwaling heeft verschaft. Dat de bij de schenkingsovereenkomst en het beroep op vernietiging betrokken partijen het beroep op vernietiging van de schenkingsovereenkomst slechts hebben voorgewend wordt niet aannemelijk geacht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aanslag schenkbelasting (2018) ogv art 53 Successiewet dient te worden verminderd naar nihil.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/970
Uitspraak van de meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 juni 2023 (hierna: de rechtbank), nummer BRE 21/5023, in het geding tussen de inspecteur
en
[belanghebbende] te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een aanslag schenkbelasting ter zake van een schenking in het jaar 2018 (hierna: de aanslag) opgelegd naar een belaste verkrijging van € 24.012.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslag verminderd naar nihil.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2025 te ’s-Hertogenbosch. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , alsmede [inspecteur 1] en [inspecteur 2] namens de inspecteur.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
2 Feiten
Belanghebbende heeft van zijn ouders op 26 december 2014 een schenking van € 70.624 ontvangen voor zijn eigen woning (de eerste schenking). De inspecteur heeft voor die schenking – conform het verzoek van belanghebbende – de destijds geldende eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor een schenking ten behoeve van de eigen woning verleend.
Op 24 december 2018 heeft belanghebbende nog een onherroepelijke schenking, eveneens ten behoeve van zijn eigen woning, ontvangen van zijn ouders van € 29.375 (de tweede schenking). Het bankafschrift vermeldt de volgende omschrijving:
“Schenking 2018 voor de zolder resp. verbouwing van het huis in [woonplaats] ”
In de aangifte schenkbelasting van deze tweede schenking heeft belanghebbende eveneens een beroep gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking ten behoeve van de eigen woning. De inspecteur heeft bij brief van 31 december 2020 belanghebbende bericht dat de verzochte eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor de tweede schenking niet wordt verleend, omdat belanghebbende al voor de eerste schenking in 2014 van de eenmalig verhoogde vrijstelling gebruik heeft gemaakt.
Vervolgens heeft de inspecteur op 10 februari 2021 een aanslag schenkbelasting opgelegd waarin hij de reguliere ouder-kind schenkingsvrijstelling op de tweede schenking heeft toegepast. De aanslag resulteert in een te betalen bedrag aan schenkbelasting van € 2.401.
Op 28 februari 2021 heeft belanghebbende door middel van een bankoverschrijving een bedrag van € 29.375 aan zijn ouders betaald. In een brief, gedagtekend op diezelfde dag, schrijft belanghebbende aan zijn ouders:
“Het was erg lief van jullie om me in 2018 een schenking te geven van € 29.375 die ik moest gebruiken voor mijn eigen woning.
Helaas ben ik er niet in geslaagd om dat geld aan het omschreven doel te besteden en ook dit jaar gaat dat niet lukken. Daarom heb ik besloten om het geld op jullie rekening terug te storten. Die overboeking heb ik vandaag ook uitgevoerd.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.
De inspecteur is van mening dat de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd en dat de terugbetaling van de tweede schenking niet ertoe kan leiden dat de aanslag dient te worden verminderd naar nihil. Hij concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende is van mening dat de tweede schenkingsovereenkomst is ontbonden en dat daarom op grond van artikel 53 Successiewet 1956 (hierna: SW) de aanslag dient te worden verminderd naar nihil en concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.