Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2783, 24/349

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-10-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2783, 24/349

Inhoudsindicatie

Art. 2, lid 1, art. 10, lid 1 en art. 13a, lid 1, letter b, Wet LB 1964. Loon uit een dienstbetrekking met de B.V. van zoon? De inspecteur maakt aannemelijk dat belanghebbende arbeid voor de vennootschap heeft verricht en dat belanghebbende loon heeft genoten, omdat het vorderbaar en inbaar was. De inspecteur heeft terecht negatief resultaat uit overige werkzaamheden gecorrigeerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 24/349

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonend in [woonplaats]

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 23 januari 2024, nummer BRE 22/4112, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.413 (de aanslag) en bij gelijktijdig gegeven beschikking € 110 belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht (belastingrentebeschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en belastingrentebeschikking. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De inspecteur heeft hangende de beroepsprocedure met dagtekening 17 november 2022 de aanslag en de belastingrentebeschikking ambtshalve verminderd in verband met een te laag bedrag aan aftrek elders belast inkomen in de aanslag van € 327. In de ambtshalve vermindering is een bedrag van € 934 aan aftrek elders belast inkomen begrepen. De beslissing van de rechtbank luidt:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar

-

vermindert de aanslag tot een aanslag zoals die luidt na de verminderingsbeschikking van 17 november 2022;

-

bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;

-

veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 875 aan proceskosten aan belanghebbende.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en als gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . De inspecteur heeft ter zitting afschriften van de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) 2019 en de verminderingsbeschikking Vpb 2019 overgelegd.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen ter beschikking wordt gesteld.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende staat van 1 augustus 2018 tot 6 december 2019 op de loonlijst van [B.V.] (de vennootschap). De zoon van belanghebbende, [de zoon] , is in 2019 eigenaar van alle aandelen in en statutair bestuurder van de vennootschap, die is opgericht op 29 januari 2018.

2.2.

In de door de vennootschap ingediende aangiften loonheffingen is loon van belanghebbende begrepen; in 2019 betreft het een jaarloon van € 18.244 en in 2018 een jaarloon van € 7.971. Op het loon over 2019 van belanghebbende is volgens de aangiften loonheffingen € 1.542 aan loonheffing ingehouden. Deze loonheffing is door de vennootschap afgedragen.

2.3.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2019 een bedrag van € 18.244 aan van de vennootschap genoten loon en hetzelfde bedrag als negatief resultaat uit overige werkzaamheden verantwoord. Daarnaast zijn een AOW-uitkering en pensioeninkomsten ten bedrage van in totaal € 11.169 in de aangifte IB/PVV 2019 opgenomen.

2.4.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur het negatief resultaat uit overige werkzaamheden geheel gecorrigeerd en de aanslag vastgesteld berekend naar een belastbaar inkomen van € 29.413, bestaande uit € 18.244 loon en € 11.169 inkomsten uit vroegere dienstbetrekking.

2.5.

Het hoorverslag van 9 juni 2022 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“4 Voorafgaand aan het hoorgesprek hebben twee telefonische gesprekken

plaatsgevonden:

Op 24 mei 2022 heeft de heer [heer] tijdens het telefoongesprek met mevrouw

[mevrouw 1] meermaals aangegeven niet eens te zijn met de aanslag. Hij heeft

namelijk het loon van de bv nooit ontvangen en is van mening dat hij niet

aangeslagen kan worden voor dit loon.

Daarnaast hebben er diverse instanties zoals van de huur- en zorgtoeslagen

hem benaderd over zijn (te hoge) inkomen. Hij zou doordat het inkomen hoger

is uitgevallen, geen recht meer hebben op toeslagen. Daar is hij het niet mee

eens. Mevrouw [mevrouw 1] heeft aangegeven dat de belastbare feiten vast staan

en er verder geen ruimte is voor aanpassing.

Op 30 mei 2022 heeft adviseur!, [adviseur] namens de heer [heer] contact

opgenomen met mevrouw [mevrouw 1] om te bespreken of er andere

mogelijkheden zijn om het inkomen aan te passen dan wel uit de aangifte te

halen, waardoor de heer [heer] niet te maken heeft met deze situatie. Mevrouw

[mevrouw 1] heeft aangegeven gekeken te hebben naar de mogelijkheden, maar de

belastbare feiten staan vast.

De heer [heer] en adviseur [adviseur] hebben besloten toch gebruik te willen

maken van hun recht op het horen.

5 De volgende correcties/onderwerpen zijn besproken:

De heer [heer] is van mening dat het loon van [de vennootschap] (hierna: BV) nooit is

ontvangen en derhalve niet aangeslagen kan worden voor het loon in de

aangifte inkomstenbelasting.

6 Samenvatting van het gesprek:

De heer [heer] draagt als standpunt aan dat het loon onterecht is verwerkt in de

aangifte, omdat het loon nooit is ontvangen.

Adviseur [adviseur] geeft aan dat de situatie in samenloop met de start van

de AOW-uitkering zeer ongelukkig heeft uitgepakt voor de heer [heer] en

derhalve graag wil kijken of de looninkomsten van BV aangepast kan worden in

de aangifte inkomstenbelasting.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de accountant van BV bereid is om een

gecorrigeerde aangifte vennootschapsbelasting en loonbelasting willen

indienen.

Mevrouw [mevrouw 2] heeft aangegeven nader het bezwaar te hebben beoordeeld. Zij

is tot de conclusie gekomen dat mevrouw [mevrouw 1] het bezwaar juist heeft

beoordeeld en uitgelegd geen ruimte te hebben/zien om af te wijken van het

ingenomen standpunt. De belastbare feiten hebben zich daadwerkelijk in het

verleden voorgedaan en dat kan niet ongedaan worden gemaakt. Derhalve

blijven wij bij ons standpunt.

Adviseur [adviseur] geeft aan gelezen te hebben over een eventuele afstand

doen van het recht op schuld. De vraag is of dit eventueel mogelijk een

oplossing kan bieden.

Met betrekking tot het afstand doen van recht, hebben mevrouw [mevrouw 2] en

mevrouw [mevrouw 1] aangegeven of adviseur [adviseur] hierover nadere

informatie met uitwerking op deze casus naar mevrouw [mevrouw 1] te mailen. De

aanvullende informatie zal dan nader beoordeeld worden.

Ter aanvulling heeft mevrouw [mevrouw 2] aangegeven dat er mogelijk gekeken kan

worden om de openstaande vordering van zoon te schenken. Echter, er dient

uiteraard gekeken te worden of de schenking dan de vrijstelling te boven gaat

en of dat een oplossing kan bieden.

De heer [heer] betwijfelt of de optie om de openstaande vordering te schenken

een oplossing kan bieden, want het inkomen blijft bestaan en zal niets

veranderen aan het feit dat de aanslag van €8000 nog openstaat en niet te

betalen valt, want er is naar zeggen enkel nog een AOW-inkomen van €1600.

Daarnaast blijft het inkomen te hoog voor de toeslagen.

(….)

De heer [heer] geeft aan dat de aangifte reeds is goedgekeurd en een teruggave

is ontvangen, maar dit bedrag teruggestort heeft naar de BV van zijn zoon

omdat hij in de veronderstelling was dat dit bedrag van hem was. Hij begrijpt

ook niet waarom hij de aanslag heeft ontvangen.

Hierop heeft adviseur [adviseur] aangegeven dat dit gebeurd is omdat het

gaat om zijn persoonlijke aangifte.

De heer [heer] heeft verder aangegeven dat in 2011 foutieve aangifte is

ingediend en dit reeds is gecorrigeerd in de latere aangifte. Hij vraagt zich af

waarom deze aangifte niet gecorrigeerd kan worden. Het gaat immers om een

fout. Mevrouw [mevrouw 2] geeft aan dat dit twee verschillende situaties betreffen en

niet vergeleken kunnen worden.

De heer [heer] geeft aan dat het onmogelijk is om het bedrag terug te betalen.

Mevrouw [mevrouw 1] geeft aan dat mogelijk een regeling getroffen kan worden

met de invordering. Wij hebben echter niet deze bevoegdheid om dit te

beoordelen. Bij de invordering wordt gekeken naar zijn persoonlijke situatie en

als blijkt dat dit bedrag niet terug in één keer betaald kan worden, dan wordt

door de invordering nader beoordeeld of een betalingsregeling en/of

kwijtschelding plaats kan vinden.

7 De volgende afspraken zijn gemaakt:

Afgesproken is dat het nieuwe ingebrachte punt van de adviseur [adviseur]

inzake het afzien van het recht nader wordt beoordeeld. Dit kan hij per e-mail

versturen.

Dit is op het moment het enige wat gedaan kan worden. Mevrouw [mevrouw 1]

heeft aangegeven te twijfelen of dit een oplossing kan bieden, want ook hier

blijft het inkomen bestaan. Het afzien van het recht, kan mogelijk leiden tot

een schenking.

Afsluitend geeft mevrouw [mevrouw 2] aan niet te veel hoop erop te vestigen. Maar wij

er alles aan doen om te kijken of er ruimte is.”

2.6.

Bij e-mail van 9 juni 2022 heeft de toenmalige accountant van belanghebbende, voor zover van belang, het volgende geschreven:

“Deze ochtend is besproken dat het nooit de intentie is geweest om loon uit te keren uit [de vennootschap], zeker niet in combinatie met de AOW uitkering die in 2021 was gestart.

Daarom zoeken we naar een manier om mogelijk te maken om dit loon te kunnen corrigeren.

Graag zou ik willen vragen of u kunt bekijken of wij gebruik kunnen maken van de optie van Afstand van Recht (artikel 6:160BW)

Artikel 160

1. Een verbintenis gaat teniet door een overeenkomst van de schuldeiser met de schuldenaar, waarbij hij van zijn vorderingsrecht afstand doet.

2. Een door de schuldeiser tot de schuldenaar gericht aanbod tot afstand om niet geldt als aanvaard, wanneer de schuldenaar van het aanbod heeft kennisgenomen en het niet onverwijld heeft afgewezen.

Dhr. [heer] wil indien nodig graag een schriftelijke bevestiging opstellen waarin hij afstand doet van het recht op loonbetaling over het jaar 2019.

De schuldenaar zijnde [de vennootschap] is bereid dit te aanvaarden en dit ook als zodanig te verwerken in een gecorrigeerde aangifte vennootschapsbelasting waarin desbetreffende loonkosten vervallen en het belastbare resultaat derhalve hoger wordt.

Met deze rechtshandeling vervalt het recht op loonbetaling en vervalt derhalve de vordering (en invorderbaarheid) op [de vennootschap]van dit loon.

Op basis van dit wetsartikel, in combinatie met de bereidstelling van [de vennootschap] om haar aangifte vennootschapsbelasting te herzien, zijn wij van mening dat het verzamelinkomen van dhr. [heer] aangepast zou kunnen worden (het loon van [de vennootschap] zou kunnen vervallen).”

2.7.

Het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de rechtbank luidt, voor zover van belang, als volgt:

“De gemachtigde verklaart desgevraagd:

(…) Er heeft nog geen correctie plaatsgevonden in de administratie van de vennootschap, ook niet met betrekking tot de loonbelasting en vennootschapsbelasting. Dat zal plaatsvinden als de uitkomst van de procedure daartoe aanleiding geeft.”

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende loon van de vennootschap heeft genoten en in samenhang hiermee, of belanghebbende terecht een bedrag aan negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.169, een aftrek elders belast inkomen van € 937 en tot dienovereenkomstige vermindering van de belastingrentebeschikking.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing