Home

Hoge Raad, 13-01-1993, ZC5226, 28774

Hoge Raad, 13-01-1993, ZC5226, 28774

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 januari 1993
Datum publicatie
8 april 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:1993:ZC5226
Zaaknummer
28774
Relevante informatie
15a LB, 31a.2f LB

Uitspraak

ARREST

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 januari 1992 betreffende de hem voor het jaar 1986 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1986 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 34.808.

Belanghebbende is van die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 33.290. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft het volgende, voor zover in cassatie van belang, als vaststaand aangemerkt. Belanghebbende, die op 1 december 1985 in dienst is getreden bij A BV te Q, woonde op dat moment met zijn gezin te R. Hij is op 9 juli 1986 verhuisd naar Z. De afstand van de vorige woning naar zijn nieuwe plaats van tewerkstelling bedraagt 15,5 kilometer dan wel 16 kilometer, afhankelijk van de omstandigheid of van een auto dan wel van een fiets gebruik wordt gemaakt. Vanaf de nieuwe woning bedraagt deze afstand 11,5 kilometer onderscheidenlijk 10,5 kilometer. Belanghebbende werd in verband met het aanvaarden van de dienstbetrekking niet door zijn werkgever verplicht te verhuizen. De drie kinderen van belanghebbende volgden gedurende het onderhavige jaar in verband met een voedselallergie op medisch voorschrift een licht verteerbaar, vetbeperkt, koemelkeiwit- en lactosevrij dieet. Om praktische en pedagogische redenen volgden in het onderhavige jaar ook belanghebbende en zijn echtgenote het dieet. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de door belanghebbende in zijn aangifte op zijn belastbare inkomen in mindering gebrachte verhuiskosten ten bedrage van f 9.830 niet in aftrek toegelaten evenmin als het door belanghebbende opgevoerde bedrag van f 1.920 als buitengewone lasten in verband met het door hem en zijn echtgenote gevolgde dieet.

3.2. Uitgaande van de in cassatie onbestreden vaststelling dat belanghebbende en zijn echtgenote niet op medisch voorschrift maar om praktische en pedagogische redenen het aan hun kinderen voorgeschreven dieet volgden heeft het Hof terecht geoordeeld dat de daaraan verbonden kosten niet kunnen worden aangemerkt als extra uitgaven in de zin van artikel 46, lid 3, letter c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet). Die bepaling ziet slechts op de extra uitgaven die verbonden zijn aan het volgen van een dieet door degene aan wie dit is voorgeschreven. De tegen dit oordeel gerichte klacht faalt mitsdien.

3.3. Het Hof heeft terecht vooropgesteld dat verhuiskosten slechts als aftrekbare kosten uit dienstbetrekking in aanmerking kunnen komen indien - voor zover hier van belang - de nieuwe dienstbetrekking de werknemer tot verhuizing noopte. Bij de beoordeling van de vraag of het laatste hier het geval is, heeft het volgende te gelden.

3.4. Het Hof heeft geoordeeld dat een afstand naar het werk van ongeveer 16 kilometer niet ongebruikelijk is, evenmin als het wonen buiten de werkgemeente. Hiermee heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat voor belanghebbende, behoudens bijzondere omstandigheden, de nieuwe dienstbetrekking hem niet tot verhuizing noopte. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. In 's Hofs uitspraak ligt besloten dat geen bijzondere omstandigheden gelegen in de aard van de dienstbetrekking belanghebbende tot verhuizing noopten.

3.5. Ook andere - buiten de dienstbetrekking gelegen - bijzondere omstandigheden zijn evenwel denkbaar. Daar laatstbedoelde bijzondere omstandigheden veelal van persoonlijke aard zullen zijn en in verband daarmee tot meningsverschillen aanleiding kunnen geven, zal ter wille van de uitvoerbaarheid een eenvoudig criterium moeten worden gezocht op grond waarvan - zonder nader onderzoek - aftrek van verhuiskosten in een geval als het onderhavige kan worden verleend. Dit leidt tot de slotsom dat in een zodanig geval als bedoeld in rechtsoverweging 3.4 uitsluitend recht op aftrek van verhuiskosten bestaat indien de nieuwe woning binnen een afstand van 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling ligt.

3.6. De nieuwe woning van belanghebbende ligt op een grotere afstand dan 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling. Het Hof heeft mitsdien terecht de gevraagde aftrek van verhuiskosten afgewezen. De tegen dit oordeel gerichte klacht faalt mitsdien evenzeer.

4. Beslissing