Home

Hoge Raad, 20-04-2007, AZ7620, C06/112HR

Hoge Raad, 20-04-2007, AZ7620, C06/112HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 april 2007
Datum publicatie
20 april 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ7620
Formele relaties
Zaaknummer
C06/112HR

Inhoudsindicatie

Procesrecht. Niet-ontvankelijk cassatieberoep tegen een tussenarrest tot bekrachtiging van een interlocutoir tussenvonnis.

Uitspraak

20 april 2007

Eerste Kamer

Nr. C06/112HR

RM/MK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. J. Groen,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2 tot en met 1.5.

2. Het geding in cassatie

Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 25 januari 2006 beroep in cassatie ingesteld tegen het tussen hem en verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gewezen arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 27 oktober 2005.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

Tegen [verweerder] is verstek verleend.

De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 7 februari 2007 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het hof heeft in zijn arrest van 27 oktober 2005 niet door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde gemaakt, zodat zijn arrest is aan te merken als een tussenarrest. Dit brengt mee dat volgens art. 401a lid 2 Rv. beroep in cassatie van dit arrest slechts tegelijk met dat tegen het eindarrest kan worden ingesteld, aangezien het hof niet anders heeft bepaald en de overige in dit artikel vermelde uitzonderingen evenmin van toepassing zijn.

[Eiser] kan daarom niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 april 2007.