Home

Hoge Raad, 17-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1571, 22/03633

Hoge Raad, 17-10-2025, ECLI:NL:HR:2025:1571, 22/03633

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 oktober 2025
Datum publicatie
17 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1571
Zaaknummer
22/03633

Inhoudsindicatie

Artikel 11, lid 4, van de Algemene landsverordening belastingen. Aanslagtermijn. Blijft de voorlopige aanslag gehandhaafd als de definitieve aanslag is vernietigd? Noodzaak tot instellen hoger beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/03633

Datum 17 oktober 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de MINISTER VAN FINANCIËN EN CULTUUR VAN ARUBA (hierna: de Minister)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 3 juni 2022, nr. AUA2021H000061, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (nr. AUA201904477) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Tromp, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Minister, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.

De Minister heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd. De Raad van Beroep voor Belastingzaken (hierna: de Raad van Beroep) heeft die aanslag bij zijn onherroepelijk vaststaande uitspraak van 24 maart 2014, ECLI:NL:ORBBACM:2014:1, verminderd tot een voorlopige aanslag naar een belastbaar inkomen van Afl. 14.033.250, belast naar een tarief van 25 procent.

2.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 met dagtekening 20 december 2016 een definitieve aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd in overeenstemming met de uitspraak van de Raad van Beroep, dus eveneens naar een belastbaar inkomen van Afl. 14.033.250, belast naar een tarief van 25 procent. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en vervolgens beroep ingesteld.

2.3

Voor het Gerecht in eerste aanleg (hierna: het Gerecht) betoogde belanghebbende onder meer dat de definitieve aanslag vanwege overschrijding van de aanslagtermijn moet worden vernietigd. Die vernietiging brengt volgens hem mee dat ook de voorlopige aanslag dient te worden vernietigd.

2.4

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de definitieve aanslag niet is vastgesteld binnen de voorgeschreven termijn, die vijf jaar bedraagt, zodat deze aanslag dient te worden vernietigd.

2.5

Het heeft verder geoordeeld dat de vernietiging van de definitieve aanslag niet zonder meer meebrengt dat de (verminderde) voorlopige aanslag behoort te worden vernietigd. De voorlopige aanslag blijft gehandhaafd voor zover deze niet hoger is dan de materiële belastingschuld, aldus het Gerecht.

2.6

Op grond van zijn oordeel over de omvang van de materiële belastingschuld heeft het Gerecht de voorlopige aanslag gehandhaafd, zoals deze luidde na vermindering door de Raad van Beroep.

3 De oordelen van het Hof

3.1

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht. Ook in hoger beroep voerde hij aan dat de definitieve aanslag niet tijdig is opgelegd en de voorlopige aanslag en de definitieve aanslag daarom dienen te worden vernietigd.

3.2

De Inspecteur heeft geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld. Hij concludeert in zijn verweerschrift in hoger beroep tot handhaving van de voorlopige aanslag en tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.

3.3

Het Hof heeft in de eerste plaats onderzocht binnen welke termijn de Inspecteur de definitieve aanslag diende op te leggen. Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat de definitieve aanslag niet is vastgesteld binnen de voorgeschreven termijn van vijf jaar, zodat deze moet worden vernietigd.

3.4

Wat betreft het lot van de voorlopige aanslag heeft het Hof overwogen dat de materiële belastingschuld, in afwijking van het Nederlandse systeem, op grond van artikel 11, lid 4, van de Algemene landsverordening belastingen van Aruba (hierna: de ALB) zowel kan zijn belichaamd in de voorlopige aanslag als in de definitieve aanslag. Daarom brengt vernietiging van de definitieve aanslag naar het oordeel van het Hof niet mee dat de voorlopige aanslag eveneens dient te worden vernietigd. De voorlopige aanslag blijft gehandhaafd indien en voor zover deze niet hoger is dan de materiële belastingschuld, aldus het Hof.

3.5

Ook het Hof heeft daarom de hoogte van de materiële belastingschuld beoordeeld, en heeft op basis daarvan de uitspraak van het Gerecht bevestigd.

4 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

5 Beoordeling van het middel in het principale beroep

6 Proceskosten

7 Beslissing