Home

Rechtbank Den Haag, 11-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13092, AWB - 25 _ 162

Rechtbank Den Haag, 11-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13092, AWB - 25 _ 162

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 juli 2025
Datum publicatie
9 september 2025
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2025:13092
Zaaknummer
AWB - 25 _ 162
Relevante informatie
Art. 12a Wet LB, Art. 31 Wet LB, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

In geschil is de hoogte van de naheffingsaanslagen loonheffingen 2018 tot en met 2022. Meer specifiek is de hoogte van het gebruikelijk loon in geschil. Ten aanzien van de bijtelling privégebruik auto is in geschil of eiseres kan verzoeken om een verhaalbare naheffingsaanslag loonheffingen. Daarnaast zijn de verzuimboetes in geschil.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 25/162, SGR 25/166, SGR 25/167, SGR 25/168 en SGR 25/169

B.V. [eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Vetter),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over de jaren 2018 tot en met 2022 naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht. Daarnaast zijn bij beschikking verzuimboetes opgelegd.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 november 2024 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2025.

Namens eiseres is haar gemachtigde en [naam 1] RA verschenen.

Namens verweerder zijn [naam 2] LL.M, mr [naam 3] en mr. [naam 4] verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres houdt zich bezig met de handel in en exploitatie van onroerende goederen. Zij verhuurt ongeveer 176 woningen.

2. De aandelen van eiseres worden voor 100% indirect gehouden door de heer [bestuurder] (de [bestuurder] ), geboren [geboortedatum] 1944. De [bestuurder] is met ingang van 26 januari 1989 tot heden statutair bestuurder van eiseres. Eiseres heeft naast de [bestuurder] twee werknemers in dienstbetrekking.

3. Bij brief van 15 december 2023 heeft verweerder aangekondigd naheffingsaanslagen loonheffing over de jaren 2018 tot en met 2022 te gaan opleggen waarbij een gebruikelijk loon in aanmerking wordt genomen van € 73.500 (2018), € 76.600 (2019), € 79.500 (2020), € 83.250 (2021) en € 85.250 (2022). Eiseres heeft over deze jaren een bedrag van € 10.386 aan loon van de [bestuurder] in aanmerking genomen. Op de balans van eiseres staan gedurende de jaren 2018 tot en met 2022 drie auto’s vermeld, een Mercedes, een Mini Cooper Chili (2 juni 2018 tot en met 9 april 2020) en een Mini Cooper S (10 april 2020 tot en met 31 december 2022). Eiseres heeft voor deze auto’s geen bijtelling voor het privégebruik auto van de zaak bij het loon van de werknemers geteld. Verweerder past de bijtelling voor het privé gebruik van de hiervoor genoemde auto’s alsnog toe. Daarnaast worden over de jaren 2018 tot en met 2022 verzuimboetes aangekondigd ter hoogte van het wettelijk maximum bedrag van artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet rijksbelastingen (Awr).

4. Met dagtekening 29 december 2023 is een naheffingsaanslag loonheffingen 2018 (naheffingsaanslag 2018) opgelegd van € 74.378. Bij beschikking is een verzuimboete van € 5.278 opgelegd en een bedrag van € 14.816 aan heffingsrente in rekening gebracht.

5. Met dagtekening 2 januari 2024 is een naheffingsaanslag loonheffingen 2019 (naheffingsaanslag 2019) opgelegd van € 79.100. Bij beschikking is een verzuimboete van € 5.278 opgelegd en een bedrag van € 12.658 aan heffingsrente in rekening gebracht.

6. Met dagtekening 2 januari 2024 is een naheffingsaanslag loonheffingen 2020 (naheffingsaanslag 2020) opgelegd van € 77.578. Bij beschikking is een verzuimboete van € 5.514 opgelegd en een bedrag van € 10.343 aan heffingsrente in rekening gebracht.

7. Met dagtekening 2 januari 2024 is een naheffingsaanslag loonheffingen 2021 (naheffingsaanslag 2021) opgelegd van € 82.053. Bij beschikking is een verzuimboete van € 5.514 opgelegd en een bedrag van € 7.658 aan heffingsrente in rekening gebracht.

8. Met dagtekening 2 januari 2024 is een naheffingsaanslag loonheffingen 2022 (naheffingsaanslag 2022) opgelegd van € 84.544. Bij beschikking is een verzuimboete van € 5.514 opgelegd en een bedrag van € 4.509 aan heffingsrente in rekening gebracht.

9. Bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2024 zijn de bezwaren van eiseres tegen de hiervoor onder 4 tot en met 8 vermelde naheffingsaanslagen ongegrond verklaard.

Geschil 10. In geschil is de hoogte van de naheffingsaanslagen loonheffingen 2018 tot en met 2022. Meer specifiek is de hoogte van het gebruikelijk loon van de [bestuurder] in geschil. Ten aanzien van de bijtelling privégebruik auto van de Mini Cooper Chili en Mini Cooper S is in geschil of eiseres kan verzoeken om een verhaalbare naheffingsaanslag loonheffingen. Niet meer in geschil is dat geen bijtelling voor het privégebruik van de Mercedes dient plaats te vinden zodat de naheffingsaanslagen verminderd moeten worden. Daarnaast zijn de verzuimboetes in geschil.

11. Eiseres stelt dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd. De correctie van het gebruikelijk loon is niet juist. Voor de bepaling van het gebruikelijk loon maakt verweerder een vergelijking met de directeur van een woningbouwcorporatie. Deze functie is niet goed vergelijkbaar aangezien eiseres onder meer minder woningen dan een woningbouwcorporatie in beheer heeft, minder personeel heeft en de functie van de [bestuurder] minder zwaar is. Verweerder heeft bovendien geen rekening gehouden met het feit dat de [bestuurder] parttime werkt, te weten 1 dag per week. Met betrekking tot het privé gebruik van de Mini Cooper Chili en Mini Cooper S voert eiseres aan dat deze auto’s ter beschikking stonden van één van haar werknemers ( [werknemer] ) en verzoekt zij om een verhaalbare naheffingsaanslag loonheffingen. Ten aanzien van de verzuimboetes stelt eiseres dat deze disproportioneel zijn.

12. Verweerder stelt dat eiseres het gebruikelijk loon van de [bestuurder] op een te laag bedrag heeft bepaald. In het verweerschrift heeft verweerder het standpunt ingenomen dat ten onrechte een bijtelling privégebruik auto voor de Mercedes in aanmerking is genomen. Ten aanzien van bijtelling privégebruik voor de Mini Cooper Chili en Mini Cooper S stelt verweerder dat niet om een verhaalbare naheffingsaanslag loonheffingen kan worden verzocht. De verzuimboetes dienen verminderd te worden voor het deel van het privégebruik van de Mini Coopers naar 80% van het wettelijk maximum van artikel 67c, eerste lid, van de Awr.

Beoordeling van het geschil

Gebruikelijk loon

13. Op grond van artikel 12a, eerste lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (Wet LB) wordt het belastbare loon van een werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft (de dga) ten minste gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:

a. het loon uit de meeste vergelijkbare dienstbetrekking;

b. het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het lichaam, bedoeld in de aanhef, of met het lichaam verbonden lichamen;

c. € 45.000 (2018 en 2019), € 46.000 (2020), € 47.000 (2021) en € 48.000 (2022) (de normbedragen).

14. De bewijslast voor het in aanmerking nemen van een hoger gebruikelijk loon dan de normbedragen rust op verweerder. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestuurder van een woningcorporatie de meest vergelijkbare dienstbetrekking betreft en heeft het gebruikelijk loon daarop gebaseerd. Eiseres heeft aangevoerd dat de dienstbetrekking van de [bestuurder] in de verte wel vergelijkbaar is met de functie van een directeur bij een woningcorporatie maar dat een directeur bij een woningcorporatie met meer protocollen, toezicht, politiek en regels te maken heeft en om die reden de dienstbetrekkingen niet geheel vergelijkbaar zijn. Hoewel de werkzaamheden van de [bestuurder] niet geheel gelijk te stellen zijn aan die van een bestuurder van een woningcorporatie, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de bestuurder van een woningcorporatie de meest vergelijkbare dienstbetrekking betreft. Verweerder heeft aansluiting gezocht bij de bezoldiging van een bestuurder in bezoldigingsklasse B (behorend bij een bedrijfsgrootte van 0-750 verhuureenheden) en heeft 75% hiervan als uitgangspunt genomen. Dit komt neer op bedragen van € 73.500 (2018), € 76.500 (2019), € 79.500 (2020), € 83.250 (2021) en € 86.250 (2022) aan gebruikelijk loon. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de 25% afslag voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de werkzaamheden van de [bestuurder] en de bestuurder van een woningcorporatie. Eiseres heeft bovendien geen andere meer vergelijkbare dienstbetrekking aangevoerd.

15. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met een deeltijdfactor. Eiseres heeft gesteld dat de [bestuurder] niet fulltime werkzaamheden voor haar verricht en slechts 8 uur per week (20%) werkzaam is voor haar. De rechtbank acht op grond van de stukken van het geding, waaronder de correspondentie tussen partijen in 2006, aannemelijk dat de [bestuurder] niet fulltime werkt. Verweerder gaat dan ook uit van een te hoog gebruikelijk loon. Eiseres heeft echter de bewijslast om het door haar gestelde dienstverband van 20% en de daarbij behorende bezoldiging aannemelijk te maken. De bewijslast om tot een lager gebruikelijk loon dan de normbedragen te komen rust hoe dan ook op eiseres.

16. Eiseres heeft onder meer naar voren gebracht dat gelet op de afbouw van de werkzaamheden van de [bestuurder] (mede) in verband met zijn pensionering, de leeftijd van de [bestuurder] , de krimpende woningvoorraad van eiseres en de overgelegde verklaringen van de (andere) werknemers, de werkzaamheden van de [bestuurder] voor eiseres maximaal 8 uur per week beslaan. Op de bezoldiging van een bestuurder van een woningcorporatie dient volgens eiseres naast een deeltijd percentage van 20% nog een korting van 40% te worden toegepast vanwege het kleiner aantal woningen dat eiseres bezit ten opzichte van een woningcorporatie in de categorie van bezoldigingsklasse B. Daarnaast dienen de bedragen te worden verminderd met 30% aangezien de bestuurder van een woningbouwcorporatie een zwaardere functie uitvoert dan de [bestuurder] , aldus eiseres. Het in aanmerking te nemen gebruikelijk loon zou dan lager zijn dan het bedrag van € 10.386 dat in onderhavige belastingjaren door eiseres in aanmerking is genomen, namelijk € 8.232 (2018), € 8.568 (2019), € 8.904 (2020), € 9.324 (2021) en € 9.660 (2022). Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet geslaagd in haar bewijslast. De rechtbank acht het door eiseres opgegeven bedrag aan gebruikelijk loon over de jaren 2018 tot en met 2022 van € 10.386, laat staan de door eiseres genoemde hiervoor vermelde lagere bedragen, niet aannemelijk en niet passend bij de functie van de [bestuurder] . Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres tegenover de weerspreking van verweerder de deeltijdfactor van 20% en de door haar genoemde verminderingspercentages niet aannemelijk heeft gemaakt.

17. Nu geen van de partijen aan zijn/haar bewijslast heeft voldaan, stelt de rechtbank het gebruikelijk loon ingevolge artikel 12a, eerste lid, onder c van de Wet LB vast op de normbedragen, te weten € 45.000 (2018 en 2019), € 46.000 (2020), € 47.000 (2021) en € 48.000 (2022). Hierop wordt geen deeltijdfactor toegepast.1

Bijtelling privé gebruik auto

18. Tussen partijen staat vast dat geen bijtelling privégebruik auto voor de Mercedes in aanmerking genomen hoeft te worden. De naheffingsaanslagen dienen om die reden verminderd te worden. Niet in geschil is dat voor de opeenvolgende Mini Coopers die ter beschikking stonden aan werknemer [werknemer] een bijtelling privégebruik had moeten plaatsvinden. Eisers heeft verweerder verzocht om een voor verhaal vatbare naheffingsaanslag loonheffing. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij te tellen bedragen zodanig laag zijn dat verhaal bij [werknemer] nog steeds mogelijk is.

19. Artikel 31, eerste lid, aanhef en letter a, ten 1e, van de Wet LB bepaalt dat eindheffingsbestanddelen zijn bestanddelen van het loon waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, behoudens voor zover de inhoudingsplichtige verzoekt, onder verstrekking van de daartoe noodzakelijke gegevens, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken. Het verzoek kan niet worden gedaan indien reeds ten tijde van de uitbetaling van het loon de mogelijkheid van verhaal feitelijk of

rechtens niet bestond. De mogelijkheid om op verzoek eindheffing te voorkomen, is gegeven om de inhoudingsplichtige in staat te stellen de te weinig geheven loonbelasting op zijn werknemer(s) te verhalen. De wet stelt geen termijn aan het doen van het verzoek. Het kan, onder verstrekking van de vereiste gegevens, ook nog worden gedaan in de beroepsfase. Uit het dossier volgt niet dat bij eiseres daadwerkelijk de mogelijkheid en de intentie bestaan om nageheven loonheffingen ter zake van de ter beschikking gestelde Mini’s te verhalen bij [werknemer] . Eiseres wijst enkel op de veel lagere bedragen die door [werknemer] zouden zijn verschuldigd. Stukken waaruit bijvoorbeeld volgt dat privégebruik van de auto niet was toegestaan, ontbreken. Ook heeft eiseres kennelijk nooit om een rittenadministratie gevraagd. De rechtbank acht het onder de gegeven omstandigheden niet aannemelijk dat de bedragen rechtens en feitelijk verhaalbaar zijn bij [werknemer] . Verweerder heeft terecht geen voor verhaal vatbare naheffingsaanslag loonheffing afgegeven. De bijtelling voor het privégebruik van de Mini Coopers blijft aldus in stand.

Belastingrente

20. De belastingrente is overeenkomstig de wettelijke bepalingen berekend en dient te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslagen. Voor een verdere vermindering ziet de rechtbank geen aanleiding.

Verzuimboetes

21. Verweerder heeft ingevolge artikel 67c, eerste lid, van de Awr voor ieder belastingjaar een verzuimboete opgelegd naar het wettelijk maximum. In totaal is derhalve een bedrag van € 27.098 aan verzuimboetes in rekening gebracht. In zijn verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de verzuimboetes voor zover betrekking hebbend op de bijtellingen privégebruik auto van de Mini Coopers naar 80% van het wettelijk maximum dienen te worden verlaagd overeenkomstig paragraaf 24, vierde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht. De verzuimboetes dienen te worden verlaagd naar een totaalbedrag van € 26.266,68 aldus verweerder.

22. Bij het opleggen van een verzuimboete wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid van een belanghebbende. Wel moet bij afwezigheid van alle schuld (avas) aan de zijde van eiseres het opleggen van een verzuimboete achterwege blijven. Van avas acht de rechtbank geen sprake.

23. De verzuimboetes moeten gelet op verweerders standpunt worden verminderd, ook rekening houdend met de vermindering van de naheffingsaanslagen. De rechtbank acht een verdere vermindering van de verzuimboetes in dit geval passend en geboden en matigt de verzuimboetes tot een bedrag van € 12.500 in totaal.

24. Gelet op wat is hiervoor is overwogen, zijn de beroepen gegrond.

Proceskosten

25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.461 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 647, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Rechtsmiddel