Home

Rechtbank Den Haag, 10-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21561, AWB - 23 _ 8234

Rechtbank Den Haag, 10-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21561, AWB - 23 _ 8234

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
10 juli 2025
Datum publicatie
20 november 2025
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2025:21561
Zaaknummer
AWB - 23 _ 8234
Relevante informatie
Art. 10a Wet LB, Art. 13a Wet LB, Art. 32bb Wet LB

Inhoudsindicatie

pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 23/8234, SGR 23/8237 en SGR 23/8239

(gemachtigde: mr. S. Spauwen),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over de tijdvakken 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (2017), 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 (2018) en 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (2019) naheffingsaanslagen loonheffingen ten bedrage van

€ 564.125 (2017), € 367.641 (2018) en € 49.279 (2019) opgelegd. Voormelde bedragen zien geheel op de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. Bij alle naheffingsaanslagen is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikkingen).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 oktober 2023 de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de rentebeschikkingen verminderd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft daarbij de volgende zaaknummers aangemaakt: SGR 23/82341 (naheffingsaanslag 2017), SGR 23/8237 (naheffingsaanslag 2018) en SGR 23/8239 (naheffingsaanslag 2019).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] ,

[naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door

[naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .

Overwegingen

Feiten

1. [naam 7] was bij eiseres in dienstbetrekking als Vice President Research & Development. Op 31 mei 2016 is de dienstbetrekking van [naam 7] bij eiseres wegens (vervroegde) pensionering beëindigd. Op 30 maart 2016 hebben [naam 7] en eiseres in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking een vaststellingsovereenkomst (VSO) getekend. De VSO behoort tot de gedingstukken.

2. [naam 7] heeft in de jaren 2017, 2018 en 2019 aandelen en bonussen (betalingen) van eiseres ontvangen als gevolg van de aan [naam 7] in de jaren 2013 tot en 2015 toegekende Restricted Stock Units (RSU’s). Deze RSU’s zijn onderverdeeld in de market-leveraged stock units (MSU’s) en performance long-term incentive units (LTI’s). Eiseres heeft ter zake van voormelde aandelen en bonussen de volgende bedragen verloond:

2017

2018

2019

Aantal geveste aandelen MSU’s

3.818

2.065

691

Aantal geveste LTI’s

5.647

3.068

Totaal RSU’s

9.465

5.133

691

Waarde aandelen (vesting MSU’s)

€ 290.593

€ 197.202

€ 65.706

Betalingen LTI’s

(vesting LTI’s)

€ 429.801

€ 292.986

Totaal

€ 720.394

€ 490.188

€ 65.706

3. Eiseres heeft op 1 december 2021 het aangifteformulier pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding 2016 ter zake van de beëindiging van de tewerkstelling van [naam 7] ingediend. Het excessieve deel van de vergoeding bedraagt volgens deze aangifte

€ 1.592.585 en het totaal te betalen bedrag aan pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding bedraagt € 1.194.438. Eiseres heeft hierbij de door [naam 7] in de jaren 2017 tot en met 2019 ontvangen aandelen en bonussen in de grondslag voor de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding meegenomen.

4. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 22 december 2021 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.

Geschil 5. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil in welk jaar de door [naam 7] in de jaren 2017 tot en met 2019 ontvangen aandelen en bonussen tot de grondslag voor de berekening van de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoedingen moeten worden gerekend.

6. Eiseres stelt dat de uit de RSU’s ontvangen aandelen en bonussen zijn genoten in het jaar 2016 (het einde van de dienstbetrekking). Het einde van de dienstbetrekking is het moment waarop een onvoorwaardelijk recht bestaat op levering van aandelen. De voorwaarde dat de RSU’s alleen kunnen leiden tot levering van aandelen indien [naam 7] in dienstbetrekking staat tot eiseres, komt op dat moment namelijk te vervallen. Het recht is bij uitdiensttreding al voldoende bepaald en hangt af van een vaste formule voor de bepaling van het aantal aandelen dat ontvangen wordt.

7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de uit de RSU’s ontvangen aandelen en bonussen in de jaren 2017 tot en met 2019 zijn genoten.

Beoordeling van het geschil

Juridisch kader

8. Op grond van artikel 10a, eerste en zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) moeten onder aandelenoptierechten worden verstaan: de in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een werknemer overeengekomen rechten om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven in de inhoudingsplichtige vennootschap of in een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, of daarmee gelijk te stellen rechten. Een wezenlijk kenmerk van een aandelenoptie is dat de verkrijger ervan de keuze heeft om de optie al dan niet uit te oefenen. Bij de verkrijging (al dan niet voorwaardelijk) van de eigendom van een aandeel bestaat deze keuze niet.2

9. In artikel 13a van de Wet LB is bepaald dat loon wordt beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het:

a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel;

b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.

10. Artikel 32bb van de Wet LB luidt, voor zover van belang, in de in geschil zijnde jaren als volgt:

“1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt een door een inhoudingsplichtige aan een werknemer toegekende vertrekvergoeding als bedoeld in het vierde lid voor zover die vergoeding meer bedraagt dan het toetsloon, bedoeld in het derde lid, van de werknemer, aangemerkt als loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast naar een tarief van 75% .

2. Dit artikel is niet van toepassing ingeval het toetsloon van de werknemer niet meer bedraagt dan € 540.000 [Rb: wettekst 2017; wettekst 2018: € 544.000; wettekst 2019: € 551.000].

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het toetsloon van een werknemer verstaan:

a. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen vóór of met het begin van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beëindigd: het loon dat de werknemer in dat tweede voorafgaande kalenderjaar heeft genoten van de inhoudingsplichtige;

(…)

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een door een inhoudingsplichtige aan een werknemer toegekende vertrekvergoeding verstaan de som van het positieve verschil tussen A en het vergelijkingsloon en het positieve verschil tussen B en het vergelijkingsloon, waarbij wordt verstaan onder:

A: het van de inhoudingsplichtige genoten loon in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beëindigd alsmede het na dat kalenderjaar van de inhoudingsplichtige genoten loon;

B: het van de inhoudingsplichtige genoten loon in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beëindigd;

Vergelijkingsloon:

a. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen vóór of met het begin van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beëindigd: het toetsloon van de werknemer, met dien verstande dat het toetsloon voor de berekening van het verschil met A naar evenredigheid wordt verminderd gerelateerd aan het aantal dagen dat de dienstbetrekking niet meer heeft bestaan in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beëindigd;

(…)

6. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat de som van de verschillen, bedoeld in het vierde lid, verband houdt met loon dat de werknemer heeft genoten ter zake van de uitoefening of vervreemding van een aandelenoptierecht als bedoeld in artikel 10a, dat is toegekend in een eerder jaar dan het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking met die werknemer is beëindigd.

7. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een vertrekvergoeding beschouwd te zijn toegekend op het tijdstip waarop de dienstbetrekking is beëindigd, of, voor zover de vertrekvergoeding pas daarna als loon wordt genoten, op dat latere tijdstip. Ingeval een vertrekvergoeding ingevolge de eerste volzin wordt beschouwd te zijn toegekend op meer dan een tijdstip, wordt de berekening ingevolge het vierde lid op elk tijdstip toegepast onder verrekening van hetgeen eerder is berekend.”

11. Op grond van artikel 32bb, zesde lid, van de Wet LB zijn voordelen uit aandelenoptierechten die zijn toegekend vóór jaar t-1 uitgezonderd van de grondslag voor de pseudo-eindheffing. Voor de toepassing van voormeld artikel hoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen voorwaardelijk en onvoorwaardelijk toegekende aandelenoptierechten.3

Jaar van heffing

12. De rechtbank stelt voorop dat eiseres in dit geval de uit de RSU’s genoten aandelen en bonussen in de jaren 2017 tot en met 2019 heeft verloond. Eiseres heeft zich evenwel later op het standpunt gesteld dat deze voordelen niet in 2017 tot en met 2019 zijn genoten, maar al in 2016. Zij heeft daarbij verwezen naar de VSO. Volgens haar is in de VSO afgesproken dat eiseres de eis dat [naam 7] ten tijde van de levering van de aandelen nog in dienstbetrekking zou zijn, heeft laten vallen, zodat het recht op de levering van aandelen onvoorwaardelijk is geworden op 31 mei 2016. De verwijzing naar de VSO kan eiseres niet baten, omdat in de VSO namelijk helemaal niets over de RSU’s (MSU’s en/of LTI’s) is opgenomen. Door eiseres is geen ander bewijs van haar (latere) standpunt ingebracht. Hoewel verweerder in de bezwaarfase aan eiseres nog om (andere) documenten heeft verzocht, waaruit zou kunnen blijken hoe zij bij het einde van de dienstbetrekking van [naam 7] met de RSU’s is omgegaan, heeft eiseres te kennen gegeven dat dergelijke documenten niet beschikbaar zijn.

13. Nu er geen andere documentatie voorhanden is, moet - naar verweerder terecht heeft gesteld - voor de bepaling van het fiscaal genietingsmoment gekeken worden naar hetgeen in de desbetreffende MSU’s en LTI’s is bepaald.

14. Tot de gedingstukken behoren een MSU Award van 27 februari 2014 (AVY NEWAPRIL12MU) en een MSU Award van 26 februari 2015 (AVY2015MSU). De teksten in deze MSU Awards zijn nagenoeg identiek. In de MSU Award van 26 februari 2015 is onder meer, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“Article 2 - TERMS OF AWARD

Section 2.1 MSU Award

(a) As of the date of this Agreement, the Company grants to Employee an Award of 3499 MSUs (the "MSU Award"), representing a right to receive shares of Common Stock in the future in an amount based upon the Total Shareholder Return (as defined below) at the end of each performance period described in Section 2.2, subject to the terms and conditions set forth in this Agreement and the Plan.(...)

Section 2.2 Performance Period

(a) The MSUs shall be ratably divided into four tranches (each, a "Tranche') and each Tranche shall be associated with a specific performance period which shall commence on January 1 of the year of grant and end on December 31 of that year (First Tranche), the following year (Second Tranche), the next following year (Third Tranche) and the next following year (Fourth Tranche) (each such period, a "Performance Period" and the last day of such period, a "Performance Period End Date").

(b) Each Tranche of the MSUs is unvested as of the date hereof and, unless earlier forfeited pursuant to the terms of this Agreement, shall be eligible to become vested on the Share Vesting Date with respect to such Tranche. For purposes of this Agreement, "Share Vesting Date" shall mean, with respect to each Tranche, the earlier of (i) the date of the Committee's certification of the Total Shareholder Return (which shall occur within 60 days after the end of the January following such Tranche's Performance Period) (the "Certification Date"), or (ii) the date of Termination of Service (A) due to death or Disability or (B) by the Company (or any surviving or successor corporation or parent or subsidiary thereof) without Cause upon or within 24 months following a Change in Control; provided that, notwithstanding the foregoing, in the event any Termination of Service occurs after the Performance Period End Date, but before the Certification Date, with respect to any Tranche, the Share Vesting Date for such Tranche shall be the Certification Date for such Tranche.

Section 2.3 Termination of Employment

Subject to Section 2.4:

(...)

(d) If Employee's employment with the Company or its Subsidiaries terminates as a result of Retirement,

(i) a portion of the MSUs with respect to all Performance Periods ending on or after the date of Termination of Service will remain outstanding and eligible to become vested on and after the date of Termination of Service based on a prorated time-based formula for each applicable Tranche which, with respect to each such Tranche, shall equal (A) the total number of full months between the first day of the Performance Period and the end of month in which the Termination of Service occurs divided by the total number of full months in such Tranche's Performance Period, multiplied by (8) the number of MSUs of such Tranche; and

(ii) all MSUs that do not otherwise remain outstanding pursuant to Section 2.3(a) or 2.3(d)(i) shall be automatically and immediately forfeited by Employee for no consideration as of Employee's Termination of Service.

For the avoidance of doubt, any MSUs that remain outstanding pursuant to this Section 2.3(d) will be eligible to vest thereafter based on Total Shareholder Return as set forth in Section 3.2(b).

(…)

Section 3.2 Vesting / Number of Shares

(a) In the event of a Share Vesting Date that is the date of Termination of Service (i) due to death or Disability or (ii) by the Company (or any surviving or successor corporation or parent or subsidiary thereof) without Cause upon or within 24 months following a Change in Control, (A) the outstanding MSUs associated with such Share Vesting Date (after taking into account the effects of Sections 2.3(c) and 2.3(e)) shall, unless previously forfeited, become vested, as of such Share Vesting Date and (B) subject to Section 3.3, the number of shares of Common Stock that shall be issued following such Share Vesting Date will equal the number of such vested MSUs.

(b) In the event of any Share Vesting Date (other than as described in Section 3.2(a)) (including, without limitation, any Share Vesting Date with respect to MSUs described in Section 2.3(a)):

(i) if the Total Shareholder Return for the applicable Tranche's Performance Period is equal to or greater than 1.10, then (A) the MSUs of such Tranche, unless previously forfeited, shall become vested and (B) subject to Section 3.3, the number of shares of Common Stock that shall be issued following such Share Vesting Date will approximately equal the product of ( x ) the number of vested MSUs of the applicable Tranche and (y) the sum of (I) 1.00 and (II) a fraction the numerator of which is the excess of such Total Shareholder Return over 1.10, and the denominator of which is 0.65; provided that such fraction shall not exceed 1.00.

(ii) if the Total Shareholder Return for the applicable Tranche's Performance Period is equal to or greater than 0.85 and less than 1.10, then (A) the MSUs of such Tranche, unless previously forfeited, shall become vested and (B) subject to Section 3.3, the number of shares of Common Stock that shall be issued following such Share Vesting Date will approximately equal the product of ( x ) the number of vested MSUs of the applicable Tranche and (y) the sum of (I) 0.85 and (II) the product of ( X ) 0.15 and (Y) a fraction the numerator of which is the excess of such Total Shareholder Return over 0.85, and the denominator of which is 0.25.

(iii) if the Total Shareholder Return for the applicable Tranche's Performance Period is less than 0.85, then no MSUs of such Tranche shall become vested and such MSUs shall be automatically and immediately forfeited by Employee for no consideration as of such Share Vesting Date.

(c) For purposes of this Agreement, "Total Shareholder Return" shall equal, with respect to a Performance Period, (i) the sum of (A) the average closing share price of Common Stock for all trading days of the January following the respective Performance Period End Date and (B) the aggregate amount of all dividends paid (on a per share basis) during such Performance Period, divided by (ii) the average closing share price of Common Stock for all trading days in January of the year of grant.

Section 3.3 Conditions to Issuance of Common Stock

(a) The shares of Common Stock deliverable pursuant to this MSU Award, or any part thereof, may be authorized and unissued shares, previously outstanding shares held as treasury shares, or treasury shares that have been transferred to and held in a grantor trust of the Company. Such shares shall be fully paid and nonassessable. Employee shall not have the rights of a shareholder with respect to shares of Common Stock deliverable pursuant to this MSU Award until such shares are issued to Employee.”.

15. Tot de gedingstukken behoren verder een LTI Award van 26 februari 2015 (AVY CEVAPU2015) en een LTI Award van (eveneens) 26 februari 2015 (AVY CTSRPU2015). De teksten in deze LTI Awards zijn nagenoeg identiek. In eerstgenoemde LTI Award is onder meer, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

ARTICLE 2 - TERMS OF AWARD

2.1

Performance LTI Units

As of the date of this Agreement, the Company grants to Employee an award of 2437 Performance LTI Units, assuming that the Company’s results at the end of the performance period described in Section 2.2 produce 100% of the target performance and subject to the terms and conditions set forth in this Agreement and the Plan. The Performance LTI Units shall be held on the books and records of the Company (or its designee) for Employee’s account. The Performance LTI Units shall be earned, vested and paid as set forth in this Agreement.

2.2

Performance Period

(a) No portion of the Performance LTI Units may be sold, transferred, assigned, pledged or otherwise encumbered by Employee until the Performance LTI Units are earned and settled. Employee must be employed by the Company from the date of this Agreement until the date that the Performance LTI Units are earned and vested, except as provided in Sections 2.3 through 2.5. The "Performance Period" shall begin on the first day of the fiscal year in which these Performance LTI Units were granted and end on the last day of the fiscal year in which the second anniversary of the date of such grant occurs (resulting in a three-year Performance Period). Except as provided in Sections 2.3 and 2.4, after the end of the Performance Period, the specific amount of payment to be issued to Employee under the Performance LTI Units shall be determined based on the Company's results during the Performance Period compared against the performance goals ("Goals") approved by the Committee (as modified by any adjustment items approved by the Committee); provided that, notwithstanding anything to the contrary in the Plan or the Goals, if the Total Shareholder Return (as defined below), as determined by the Committee in its sole discretion, is less than 1.00, any payment based on the Goals related to total shareholder return, whether absolute or relative to peer companies, shall in no event exceed the amount achieved based on 100% of target performance. The Goals will be communicated, directly or indirectly, to Employee as soon as reasonably practical following their approval by the Committee. For purposes of this Agreement, "Total Shareholder Return" shall equal (i) the sum of (A) the average closing share price of Common Stock for all trading days of the January following the last day of the Performance Period and (B) the aggregate amount of all dividends paid (on a per share basis) during the Performance Period, divided by (ii) the average closing share price of Common Stock for all trading days in January of the year of grant.

(b) Except as provided in Sections 2.3 and 2.4, the Performance LTI Units will be earned and vested on the last day of the Performance Period, subject to the Committee's certification of results of the Goals after the end of the Performance Period.

(c) Subject to Sections 2.3 through 2.5 of this Agreement, if the Performance LTI Units have not been earned by the time of Employee's Termination of Service, they shall be forfeited by Employee.

(…)

2.5

Retirement

Performance LTI Units granted to employees whose employment with the Company is terminated as a result of Retirement may be earned and vested after the end of the Performance Period based on the Company's actual performance as determined in Section 2.2(a) on a prorated time-based formula starting with the beginning of the Performance Period through the end of the month in which there is Termination of Service, divided by the total number of months in the Performance Period.

(…)

3.1

Settlement of the Performance LTI Units

(…)

(b) The Company shall make a cash payment to Employee in an amount equal to the product of (i) the aggregate number of vested Performance LTI Units and (ii) the Fair Market Value of a share of the Company's common stock as of the date of vesting (less withholding taxes) as soon as practical following the vesting of the same, but in no event later than two and one-half (2.5) months after the calendar year in which the Performance LTI Units vest; provided, however, that, if Employee is determined at the time of his separation from service to be a "specified employee" for purposes of Section 409A(a)(2)(8)(i) of the Internal Revenue Code of 1986, as amended ("Code"), to the extent delayed payment of the Performance LTI Units is required in order to avoid a prohibited distribution under Section 409A(a)(2)(8)(i) of the Code, such payment shall be made on the earlier of (i) the expiration of the six-month period measured from the date of Employee's "separation from service" with the Company (as such term is defined in the Department of Treasury Regulations issued under Section 409A of the Code) or (ii) the date of Employee's death, but in no event earlier than the date on which the Performance LTI Units are paid to active employees pursuant to this Section 3.1(b). The determination of whether Employee is a "specified employee" shall be made by the Company in accordance with the terms of Section 409A of the Code and applicable guidance thereunder. Immediately following payment with respect to vested Performance LTI Units, Employee shall forfeit such vested Performance LTI Units for no consideration and they shall be of no further value whatsoever.”.

16. De rechtbank maakt uit het vorenstaande op dat de MSU’s een recht vertegenwoordigen om in de toekomst aandelen van eiseres te mogen ontvangen. De daadwerkelijke levering van de aandelen is afhankelijk van het aandeelhoudersrendement dat wordt bepaald volgens de Total Shareholder Return (TSR) van eiseres. De MSU’s hebben een looptijd van maximaal vier jaren, de zogenoemde Performance Period. De MSU’s worden onderverdeeld in vier tranches die elk betrekking hebben op een Performance Period. De startdatum van elke Performance Period is 1 januari van het jaar van toekenning van de MSU’s. Het einde van de Performance Period verschilt per tranche. Bij pensionering worden de voorwaardelijke rechten herrekend. De rechten die zijn toe te rekenen aan de periode waarin de werknemer in dienst was bij eiseres, komen voor vesting (levering) in aanmerking. De overige voorwaardelijk toegekende rechten komen te vervallen. Op het moment van het einde van de dienstbetrekking kan de hoeveelheid te leveren aandelen in 2017 tot en met 2019 en de hoogte van de betalingen nog niet worden bepaald.

17. De rechtbank maakt verder uit de LTI Awards op dat bij de LTI’s een Performance Period van drie jaar geldt. De startdatum van elke Performance Period is 1 januari van het jaar van toekenning van de LTI’s. De Performance Period eindigt op de laatste dag van het jaar waarin de toekenning van de LTI’s 24 maanden eerder heeft plaatsgevonden. Het werkelijk aantal te vesten LTI’s wordt na afloop van de Performance Period bepaald en is afhankelijk van vooraf geformuleerde resultaatdoelstellingen (onder andere ook de TSR) van eiseres. De geveste LTI’s worden in geld uitbetaald (aantal geveste units x waarde aandeel op vesting datum).

18. Gelet op de inhoud van voormelde MSU en LTI Awards kon op 31 mei 2016 nog niet worden vastgesteld hoeveel aandelen zouden worden gevest of hoeveel geld zou worden uitbetaald. De rechten waren toen dus nog onvoldoende bepaald. Verweerder is dan ook van het juiste genietingsmoment uitgegaan, door aan te sluiten bij het jaar waarin de aandelen en de uitbetalingen uit de RSU’s (daadwerkelijk) zijn gevest (geleverd), respectievelijk gedaan, te weten in 2017, 2018 en 2019. Dit sluit bovendien aan bij de door eiseres voor die jaren gedane verloning van die aandelen en de uitbetalingen.

19. Eiseres heeft voor haar standpunt dat de voordelen moeten worden geacht te zijn genoten in 2016 nog verwezen naar jurisprudentie inzake het genietingsmoment, de bepaalbaarheid en al dan niet loskomen van de dienstbetrekking van toegekende aandelenoptierechten.4 Voormelde jurisprudentie heeft echter betrekking op aandelenoptierechten en is, naar verweerder terecht heeft gesteld, in dit geval dus niet van toepassing. Immers, niet in geschil is dat de RSU’s geen aandelenoptierechten zijn. Alsdan is artikel 10a van de Wet LB in dit geval niet van toepassing maar dient voor het genietingsmoment bij artikel 13a, eerste lid, van de Wet LB te worden aangesloten.

20. Al hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd, kan niet leiden tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslagen.

Rentebeschikkingen

21. Eiseres heeft tegen de in rekening gebrachte belastingrenten geen gronden ingebracht. Nu de beroepsgronden tegen de onderhavige naheffingsaanslagen geen doel treffen, blijven de rentebeschikkingen in stand.

Conclusie

22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel