Schijnzelfstandigen en pensioenopbouw

Schijnzelfstandigen en pensioenopbouw

Gegevens

Nummer
2025/758
Publicatiedatum
11 juli 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Overig

Het kabinet heeft de uitkomsten gedeeld van gesprekken met sociale partners en de Pensioenfederatie over het vraagstuk van schijnzelfstandigen in relatie tot pensioenopbouw.


De kern: het solidariteitsprincipe ‘geen premie, wel recht’ blijft leidend, maar kent uitzonderingen bij bewuste keuze voor zelfstandigheid.
Het principe ‘geen premie, wel recht’ is een van de fundamenten van het Nederlandse pensioenstelsel. Dit houdt in dat een werknemer pensioenaanspraken opbouwt, ook als de werkgever geen premie heeft afgedragen. Dit principe geldt ook bij schijnzelfstandigheid: als achteraf blijkt dat een zelfstandige feitelijk als werknemer kwalificeerde, heeft deze recht op pensioenopbouw vanaf de start van de werkzaamheden, mits aan de voorwaarden is voldaan. Het pensioenfonds moet zich inspannen om de niet-betaalde premie te verhalen op de werkgever, die het werknemersdeel eventueel kan verhalen op de schijnzelfstandige. Lukt dit niet, bijvoorbeeld door verjaring of het verdwijnen van de werkgever, dan komen de kosten voor rekening van het fondscollectief.
Voor het claimen van pensioen rust een bewijslast bij de schijnzelfstandige: deze moet aantonen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Pensioenfondsen kunnen aanvullend bewijs vragen, zoals facturen, belastingaangiften of contracten. Hoewel er nu geen signalen zijn van grootschalige claims, is het niet uitgesloten dat schijnzelfstandigen zich pas bij het pensioenfonds melden bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Uitzonderingen en aanpassingen Het principe ‘geen premie, wel recht’ is niet onbegrensd. In uitzonderlijke omstandigheden, zoals boze opzet of vrijwillige voortzetting, geldt het principe niet. Ook als een schijnzelfstandige bewust en uit vrije wil voor zelfstandigheid koos, kan het pensioenfonds in het reglement voorwaarden opnemen om pensioenopbouw te beperken. Volgens de Landsadvocaat moeten deze voorwaarden duidelijk zijn, bescherming bieden aan kwetsbare schijnzelfstandigen en niet het doel van de verplichtstelling ondergraven. De uiteindelijke toets ligt bij de rechter.
In de toelichting bij wetgeving is verduidelijkt dat het denkbaar is dat ‘geen premie, wel recht’ niet geldt als de schijnzelfstandige bewust voor zelfstandigheid koos, zeker bij een hoog uurtarief of het genieten van fiscale voordelen. Het blijft aan het pensioenfonds om te motiveren of er reden is om van het principe af te wijken.

Conclusie en vervolg Het kabinet blijft in gesprek met sociale partners en de pensioensector en monitort de ontwikkelingen rond claims van schijnzelfstandigen. De bescherming van kwetsbare werkenden blijft centraal staan, maar het collectief mag niet onevenredig worden belast door bewuste keuzes voor zelfstandigheid.

Bron: Ministerie SZW, 09-07-2025, nr. 2025-0000115087, Kamerbrief Schijnzelfstandigen en Pensioenopbouw
Wet: art. 3.4 Wet IB 2001