Standpunt inhoudingsvrijstelling artikel 4, tweede lid, Wet DB en vergelijkbare functie artikel 28 Wet Vpb
Standpunt inhoudingsvrijstelling artikel 4, tweede lid, Wet DB en vergelijkbare functie artikel 28 Wet Vpb
Gegevens
- Nummer
- 2025/768
- Publicatiedatum
- 14 juli 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Overig
De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft twee vragen beantwoord over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 en een vergelijkbare functie als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969.
Een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd lichaam X belegt indirect, via een in Nederland gevestigd lichaam, in Nederlands vastgoed. Daarnaast belegt X ook direct in Nederlands vastgoed.
Het Nederlandse lichaam wil een opbrengst aan X ter beschikking te stellen en op basis van artikel 4, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 op deze opbrengst de inhouding van dividendbelasting achterwege te laten.
Deze inhoudingsvrijstelling is niet van toepassing indien X een vergelijkbare functie vervult als een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet Vpb 1969.
In artikel 28 Wet Vpb 1969 is het regime voor fiscale beleggingsinstellingen opgenomen. Sinds 1 januari 2025 kunnen beleggingsinstellingen die rechtstreeks beleggen in Nederlands vastgoed geen gebruik maken van het fbi-regime.
Vragen
Wanneer vervult een buitenlandse opbrengstgerechtigde een vergelijkbare functie als een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969 met als gevolg dat de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 niet van toepassing is?
Vervult een buitenlandse opbrengstgerechtigde een vergelijkbare functie als een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969 (fbi) als die opbrengstgerechtigde (ook) direct in Nederlands vastgoed belegt? Een in Nederland gevestigde opbrengstgerechtigde kan in dat geval namelijk geen aanspraak maken op de toepassing van het fbi-regime.
Antwoorden
Een buitenlandse opbrengstgerechtigde die als intermediair vermogen van beleggers beheert ter collectieve belegging en die in het land van vestiging is onderworpen aan een belastingregime dat als doel heeft om collectief beleggen van vermogen fiscaal neutraal te laten plaatsvinden vervult een vergelijkbare functie als een beleggingsinstelling als bedoeld in 28 Wet Vpb 1969. Een dergelijke buitenlandse opbrengstgerechtigde heeft op grond van de uitsluitingsbepaling van artikel 4, derde lid, onderdeel b, Wet DB 1965 geen recht op de toepassing van de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965.
Ja, er kan sprake zijn van een met een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969 vergelijkbare functie indien de buitenlandse opbrengstgerechtigde zowel direct als indirect in Nederlands vastgoed belegt.
Bron: Belastingdienst, kennisgroepstandpunt nr. KG:024:2025:7
Wet: art. 4 Wet DB en art.28 Wet Vpb 1969