Vakantiepark moet volledige aanslag toeristenbelasting voldoen voor verblijf arbeidsmigranten

De eigenaar kreeg over de jaren 2014 tot en met 2021 aanslagen toeristenbelasting opgelegd, naar aanleiding van het overnachten van arbeidsmigranten op het park. De Belastingsamenwerking Oost-Brabant stelde zich op het standpunt dat de eigenaar als belastingplichtige geldt voor de toeristenbelasting, wat geresulteerd heeft in een totale aanslag van ruim € 1,5 miljoen. De eigenaar betwistte bij de rechtbank haar belastingplicht, met het argument dat de uitgezonden arbeidsmigranten feitelijk onder verantwoordelijkheid van uitzendbureaus en huisvesters vielen, en dat niet zij zelf maar die partijen de belasting zouden moeten voldoen.
De rechtbank oordeelt dat de eigenaar als belastingplichtige kwalificeert en wijst erop dat de aanslagen zijn gebaseerd op gegevens uit de eigen administratie van de eigenaar. Daarbij weegt mee dat uit een separaat strafrechtelijk vonnis naar voren kwam dat structureel niet alle overnachtingen zijn geregistreerd of dat bewijs doelbewust is vernietigd. Hierdoor kan worden aangenomen dat het werkelijke aantal overnachtingen en dus de verschuldigde belasting eerder onderschat dan overschat is. Ter onderbouwing van de aanslagen acht de rechtbank de uitleg en berekeningen van de heffingsambtenaar voldoende zorgvuldig.
De rechtbank concludeert dat de aanslagen over de jaren 2014 tot en met 2021 in stand blijven.

Bron: Rb. Oost-Brabant, 31-07-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:4661
Wet: art. 224 GW