Motie over een aanvraag indienen voor btw-uitzondering voor grensoverschrijdende bedrijventerreinen

De Kamer constateert dat grensoverschrijdende bedrijventerreinen, zoals Avantis, onnodig worden belast met een dubbele btw-administratie. Dit zorgt ervoor dat ondernemers, en in het bijzonder start-ups en mkb, ontmoedigd worden om zich op deze terreinen te vestigen. De administratieve lasten leiden tot verspilling van tijd en middelen die ondernemers beter kunnen inzetten voor hun bedrijfsvoering. Volgens de Kamer “moet ondernemen lonen, niet vastlopen in regels”, waarmee benadrukt wordt dat regelgeving het ondernemerschap niet in de weg mag staan.

Europese uitzondering als uitweg Uit het debat blijkt dat de Europese btw-richtlijn via artikel 395 lidstaten toestaat om gezamenlijk een uitzondering aan te vragen bij de Europese Commissie. Voorwaarde is dat hierdoor de belastingopbrengsten niet significant veranderen. De Kamer verzoekt de regering om, samen met Duitsland en in eerste instantie op basis van het grensoverschrijdende terrein Avantis, een aanvraag in te dienen voor een btw-uitzondering. Deze uitzondering moet zodanig vormgegeven worden, dat ondernemers worden ontlast en Nederland geen belastinginkomsten misloopt.
Daarnaast wordt de regering verzocht te bezien hoe deze aanpak structureel kan gelden voor alle grensoverschrijdende bedrijventerreinen. Hiermee wordt gestreefd naar een oplossing die niet alleen het administratieve probleem bij Avantis, maar bij alle vergelijkbare terreinen langs de grens kan wegnemen. De motie gaat tenslotte over tot de orde van de dag, waarmee het initiatief wordt neergelegd bij het kabinet om concrete stappen te ondernemen richting de Europese Commissie en structurele administratieve verlichting voor ondernemers te realiseren.

Bron: Kamerstukken II 2024/25, 25087, nr. 353