Standpunt toepassing non-discriminatiebepaling Verdrag NL-BEL
Standpunt toepassing non-discriminatiebepaling Verdrag NL-BEL
Gegevens
- Nummer
- 2025/1160
- Publicatiedatum
- 28 oktober 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Overig
De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft enkele vragen beantwoord over de toepassing van de non-discriminatiebepaling als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het belastingverdrag Nederland-België.
Situatie A Man en vrouw zijn het gehele jaar gehuwd in gemeenschap van goederen. M en V wonen in België in een koopwoning waarvan de echtgenoten elk voor de onverdeelde helft eigenaar zijn. M is kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8 van de Wet IB 2001. V is (ook) buitenlandse belastingplichtige, maar geen KBB. V ontvangt arbeidsinkomen waarover het heffingsrecht op grond van het verdrag Nederland-België 2001 aan Nederland is toegewezen. Zij valt daarmee onder het toepassingsbereik van de non-discriminatiebepaling als bedoeld in artikel 26, tweede lid, Verdrag (hierna ook wel: de non-discriminatiebepaling). Vast staat dat de koopwoning een eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 is.
Situatie B M en V zijn het gehele jaar gehuwd in gemeenschap van goederen. M woont in Nederland en is binnenlandse belastingplichtige voor toepassing van de Wet IB 2001. V woont in België en is buitenlandse belastingplichtige, maar geen KBB. V valt onder het toepassingsbereik van de non-discriminatiebepaling. M en V bezitten gezamenlijke spaarrekeningen in box 3. Er zijn geen andere bezittingen en schulden.
Situatie C M woont het gehele jaar in Nederland in een koopwoning in eigendom en is binnenlandse belastingplichtige voor toepassing van de Wet IB 2001. V woont de eerste vier maanden van het jaar in België en is in die periode buitenlandse belastingplichtige, maar geen KBB. Zij valt onder het toepassingsbereik van de non-discriminatiebepaling. V emigreert vervolgens naar Nederland en trekt in bij M. Zij is vanaf dat moment binnenlandse belastingplichtige. Pas later in het jaar treden M en V in het huwelijk, in gemeenschap van goederen.
Vragen
Situatie A
Zorgt de non-discriminatiebepaling ervoor dat M en V fiscaal partners zijn voor toepassing van de Wet IB 2001?
Kan M zijn negatieve inkomsten uit de eigen woning aan V toerekenen?
Kan V haar eventuele negatieve inkomsten uit de eigen woning aan M toerekenen?
Situatie B
Kan M zijn grondslag sparen en beleggen aan V toerekenen?
Situatie C
Kunnen M en V gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan elkaar toerekenen?
Antwoorden
Situatie A
Nee. De non-discriminatiebepaling doorkruist de voor het fiscaal partnerschap geldende wettelijke bepalingen niet.
Ja. De non-discriminatiebepaling maakt toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen, waartoe deze negatieve inkomsten uit de eigen woning behoren, mogelijk als ware sprake van fiscaal partnerschap.
Nee. V geniet als buitenlandse belastingplichtige, niet zijnde KBB, deze negatieve inkomsten uit de eigen woning niet. Zij behoren daarmee niet tot de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en kunnen daarom niet worden toegerekend.
Situatie B
Ja. De non-discriminatiebepaling maakt toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen mogelijk als ware sprake van fiscaal partnerschap.
Situatie C
Ja, als M en V samen kiezen voor de behandeling als voljaarspartners als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, Wet IB 2001.
Bron: Belastingdienst, kennisgroepstandpunt nr. KG:041:2025:7
Wet: art. 26 Verdrag NL-BE, art. 1.2, art. 2.17, art. 7.8 Wet IB 2001 en art. 5a AWR