Beantwoording nadere vragen Eerste Kamer over gezamenlijke basistarief

Beantwoording nadere vragen Eerste Kamer over gezamenlijke basistarief

Gegevens

Nummer
2025/1271
Publicatiedatum
20 november 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Overig

Staatssecretaris Heijnen beantwoordt nadere vragen van de Eerste Kamer over de mogelijkheden om de maximale aftrek voor aftrekbare kosten voor een eigen woning te koppelen aan de 1e schijf in box 1 van de inkomstenbelasting.


Eerst wordt ingegaan op het maximeren van het aftrektarief. Sinds 2014 is het maximale aftrektarief voor hypotheekrente en andere posten stapsgewijs verlaagd. Volgens de staatssecretaris heeft deze maatregel het fiscale stelsel niet vereenvoudigd en zou het stelsel eenvoudiger zijn zonder zo’n maximum. Maximering was echter noodzakelijk na de financiële crisis, onder andere om risico’s van hoge private schulden te beperken. Bij de invoering heeft men de complexiteit voor burgers en de uitvoerende Belastingdienst meegewogen.

Ondernemersaftrek Vervolgens wordt ingegaan op de inkomensgroepen die profiteren van de ondernemersaftrek. Door analyse van aangiftegegevens uit 2022 is te zien dat van de ondernemers met recht op zelfstandigenaftrek 10% zich in het laagste inkomensdeciel bevindt, terwijl 16% in het hoogste deciel zit. Het belastingvoordeel is echter niet gelijk verdeeld: in lagere decielen is het voordeel beperkt, vaak doordat ondernemers weinig winst maken of verlies lijden en de aftrek niet volledig kunnen verzilveren. In hogere inkomensdecielen is het fiscale voordeel groter, al vlakt dit af door het maximum aftrektarief. Bij de MKB-winstvrijstelling stijgt het voordeel mee met het inkomen, omdat het een percentage van de winst betreft; meer winst betekent meer voordeel. Toch werkt het maximale aftrektarief hier ook remmend. Daarnaast wordt het belastingvoordeel uit de zelfstandigenaftrek verder beperkt doordat het bedrag jaarlijks daalt.
Tot slot reflecteert het kabinet op het tweeschijvenstelsel. Het was een afspraak uit het regeerakkoord van kabinet Rutte III, maar ook daarna waren effectief drie tarieven, doordat de eerste twee schijven gelijk waren als men ook de premie volksverzekeringen meerekent. Het huidige kabinet kiest vanaf 2025 bewust voor verschillende tarieven voor de eerste en tweede schijf, om doelgericht lastenverlichting te geven aan mensen met een middeninkomen. Het kabinet ziet deze wijziging niet als verspilling van tijd of energie en wijst op het recht van opeenvolgende kabinetten om de visie op fiscaliteit aan te passen.

Bron: MvF 18-11-2025, nr. 2025-0000526161
Wet: art. 3.120 en art. 3.123a Wet IB 2001