Vierde nota van wijziging Belastingplan 2026

Vierde nota van wijziging Belastingplan 2026

Gegevens

Nummer
2025/1296
Publicatiedatum
26 november 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Overig

Staatssecretaris Heijnen stuurt de Tweede Kamer een brief over de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2026.


Op grond van de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (WAFB 2025) treden twee maatregelen uit de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (WAFB 2024) en een maatregel uit de WAFB 2025 tegelijkertijd in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In de nota naar aanleiding van het verslag van het Belastingplan 2026 heeft het kabinet laten weten deze drie maatregelen niet in werking te laten treden. Daarom worden met deze nota van wijziging in het wetsvoorstel twee artikelen opgenomen die beogen deze maatregelen uit genoemde wetten te halen.
Het gaat om de volgende drie maatregelen.

  1. Het beperken van de toegang tot de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting voor het aanmerkelijk belang (DSR ab) tot reguliere aandelen met een belang van minimaal 5% in het geplaatste kapitaal.

  2. Het verruimen van de toegang tot de BOR voor vermogensbestanddelen die voldoen aan de zogenoemde familietoets. Op grond van de familietoets kunnen ook box 3-belangen kwalificeren voor de BOR als de aandeelhouder samen met zijn familie een belang van ten minste 25% heeft in de onderneming.

  3. Het verruimen van de verwateringsregeling in de BOR en de DSR ab, zodat ook een indirect belang in een werkmaatschappij van minder dan 0,5% voor de BOR en de DSR ab in aanmerking kan komen, mits dat belang in de rechte familielijn door vererving, schenking of huwelijksvermogensrecht is verwaterd van een indirect aanmerkelijk belang naar een belang van minder 0,5%.

Toezegging afvalstoffenheffing Een belangrijk aandachtspunt is de financiering van het afvalmaatregelenpakket nadat besloten is om de polymerenheffing niet door te voeren. Om het budgettaire gat van € 567 miljoen te dichten, worden alternatieve maatregelen genomen, zoals het hervormen en verhogen van de afvalstoffenbelasting, een aanscherping van de CO₂-heffing voor de afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s), en het afschaffen van uitzonderingen zoals die voor zuiveringsslib. Ook wordt een stijgend tarief ingevoerd voor het storten van afval met ontheffing vanaf 2029, zodat storten niet goedkoper uitvalt dan verbranden.
Deze maatregelen leiden tot hogere kosten voor afvalverwerking, wat waarschijnlijk zal resulteren in hogere poorttarieven en mogelijk minder import van afval. Tegelijkertijd bieden subsidies (zoals de SDE-regeling) enige compensatie voor vergroening en investeringen (zoals CCS, afvang en opslag van CO₂). Het kabinet is zich bewust van de extra lasten voor de sector en staat open voor alternatieven als die tijdig, uitvoerbaar en effectief zijn. Daartoe is een Werkgroep Afvalsector ingesteld, die diverse fiscale opties onderzoekt, onder andere gericht op plastic verpakkingen en recycling, waarvan eind 2025 een rapport wordt verwacht.

Bron: MvF 24-11-2025, nr. 2025-0000547879