Dividenduitkering via houdstervennootschap valt onder artikel 4.12a
Dividenduitkering via houdstervennootschap valt onder artikel 4.12a
Gegevens
- Nummer
- 2025/1323
- Publicatiedatum
- 4 december 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Uitspraak
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat artikel 4.12a Wet IB 2001 ook van toepassing is op dividenduitkeringen via een houdstervennootschap die na gefacilieerde aandelenfusie en splitsing in de plaats is getreden van de krachtens erfrecht verkregen aandelen.
Een vrouw krijgt in 2019 een aanslag ib/pvv opgelegd over onder meer een ab-inkomen van € 139.755. Dit betreft een dividenduitkering van haar persoonlijke houdstervennootschap. De vrouw had in januari 2018 via een legaat 25% van de aandelen in een bv geërfd van haar vader. Bij de vader is bij zijn overlijden over die aandelen afgerekend voor het deel dat toerekenbaar was aan het beleggingsvermogen (€ 673.005). In 2019 vond een gefacilieerde aandelenfusie en splitsing plaats, waardoor de vrouw aandeelhouder werd van een persoonlijke houdstervennootschap. Die houdstervennootschap keerde vervolgens dividend uit. De inspecteur stelt dat de dividenduitkering tot het ab-inkomen moet worden gerekend. De vrouw stelt dat artikel 4.12a Wet IB 2001 van toepassing is, waardoor de dividenduitkering niet tot het ab-inkomen wordt gerekend.
Artikel 4.12a geldt ook na aandelenfusie en splitsing Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat artikel 4.12a Wet IB 2001 op basis van doel en strekking van toepassing is op de dividenduitkering. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat in het onvoorziene geval van overlijden van een aanmerkelijkbelanghouder voorkomen moet worden dat dubbele belastingheffing plaatsvindt over materieel dezelfde grondslag. Bij de vader is immers afgerekend over het beleggingsvermogen. De aandelen in de persoonlijke houdstervennootschap zijn door de fiscaal gefacilieerde aandelenfusie en splitsing in de plaats getreden van de geërfde aandelen. De dividenduitkering vindt haar oorsprong in het beleggingsvermogen. Het betoog van de inspecteur dat alleen de letterlijke tekst van de wet doorslaggevend is, volgt de rechtbank niet. De door de vrouw voorgestane toepassing komt ten gunste van belastingplichtigen omdat daarmee belastingheffing wordt uitgesteld tot het moment van vervreemding van de aandelen. Het ab-inkomen wordt verminderd naar nihil.
Bron: Rb. Noord-Holland 14-10-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:12725
Wet: art. 4.12a Wet IB 2001