Nota nav verslag Wet differentiatie vliegbelasting naar Eerste Kamer

Voor privéjets wordt aangegeven dat het aantal zakelijke vluchten (business aviation) in 2024 circa 13.400 bedroeg en dat de CO₂‑uitstoot per passagier bij privévluchten naar schatting vijf tot veertien keer hoger ligt dan bij lijnvluchten, al is hun aandeel in de totale luchtvaartuitstoot ongeveer een half procent.
Er is gevraagd naar de uitzondering voor het Caribisch deel van het Koninkrijk, dat onder het lage tarief valt; het kabinet motiveert dit met de bijzondere staatsrechtelijke en maatschappelijke banden en met onderzoek waaruit blijkt dat geen uitzondering tot negatieve economische effecten zou leiden. Deze uitzondering betreft circa 500.000 passagiers per jaar, met een budgettair beslag van 20 miljoen euro. CE Delft verwacht beperkte impact op luchtvaart en aanverwante sectoren, een lichte afname van passagiers en een kleine verschuiving naar vrachtvluchten (circa 0,5 procent).
Het kabinet kiest er bewust voor langeafstandsvluchten relatief zwaarder te belasten om externe kosten beter te internaliseren en op termijn 257 miljoen euro extra opbrengst te genereren, zonder korte vluchten specifiek zwaarder te belasten. Uit onderzoek volgt een geschatte CO₂‑reductie van circa 1,9 procent door verschuiving van langere naar kortere vluchten. De maatregel wordt binnen vijf jaar geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid; tussentijds vinden structurele monitoringsstudies plaats naar passagiersstromen, netwerkkwaliteit, luchthavengelden en weglekeffecten, mede in het licht van de verlaging van de Duitse vliegbelasting. Ten slotte wordt bevestigd dat de vliegbelasting geldt voor alle vertrekkende passagiers vanaf een Nederlandse luchthaven, ongeacht nationaliteit of maatschappij, terwijl transferpassagiers zijn uitgezonderd om netwerkkwaliteit en concurrentiepositie te beschermen.

Bron: MvF 05-12-2025, ‘NnavV Vliegbelasting’