Fractional sailing is geen sportbeoefening voor btw

Fractional sailing is geen sportbeoefening voor btw

Gegevens

Publicatiedatum
23 juni 2021
Auteur
Redactie
Rubriek
Uitspraak

Het aanbieden van zogeheten ‘fractional sailing’ telt in principe niet als het bieden van de gelegenheid tot sportbeoefening. Daarom is het normale tarief van toepassing.


Een bv omschrijft haar activiteiten als ‘fractional sailing’. Dat houdt in dat zij op basis van een jaarabonnement tegen vergoeding zeiljachten ter beschikking stelt. Haar afnemers kunnen abonnementen afsluiten voor verschillende types zeiljachten. Ieder abonnement ziet op een bepaalde boot. Per boot zijn er maximaal zes vaste abonnees/gebruikers. De abonnementsprijs is inclusief alle kosten waaronder havengeld, verzekering en reiniging. Abonnees bepalen per maand op welke dagen zij varen. De bv zorgt ervoor dat de schepen zeilklaar zijn en huurt vaste ligplaatsen in jachthavens voor haar jachten. Deze jachthavens hebben diverse faciliteiten. De bv meent dat zij met haar diensten haar klanten de gelegenheid biedt om sport te beoefenen. Daarom denkt zij het verlaagde btw-tarief te mogen toepassen. Maar de Belastingdienst betwist dat fractional sailing onder sportbeoefening valt.
Rechtbank Den Haag merkt op dat de prestaties van de bv niet alleen bestaan uit het ter beschikking stellen van de zeilboten. Abonnees die het totaalpakket van de bv afnemen kunnen op door hen vast te stellen dagen steeds met hetzelfde schip varen. Daardoor kan een abonnee het gevoel ervaren over een eigen schip te beschikken zonder de bijbehorende lasten te dragen. Fractional sailing is daarmee een samengestelde prestatie die men als zodanig niet kan aanmerken als het aanbieden van de gelegenheid tot sportbeoefening. Tenminste, niet in zo’n overheersende mate dat de totaalprestatie van de bv om die reden onder het verlaagde tarief valt. Het ter beschikking stellen van schepen is op zichzelf ook iets anders dan het bieden van sportaccommodatie. De zeilschepen zijn immers geen onroerende zaken, aldus de rechtbank. Daarom moet de bv het normale btw-tarief toepassen.

Bron: Rb Den Haag 06-05-2021 (gepubl. 15-06-2021) (ECLI:NL:RBDHA:2021:5624)
Wet: art. 9 lid 2 onderdeel a en Tabel I, post b.3 Wet OB 1968