Regeling belastingrente gerechtvaardigd

Regeling belastingrente gerechtvaardigd

Gegevens

Nummer
2024/476
Publicatiedatum
26 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2506
Rubriek
Uitspraak

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het berekenen van belastingrente een legitiem doel dient. De regeling is niet in strijd met het eigendomsrecht uit verdragsrechtelijke bepalingen.


Een bv heeft een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting gekregen. Daarop staat een bedrag van € 24.466 aan verschuldigde belastingrente. De gemachtigde van de bv is het niet eens met de belastingrente. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of het in rekening brengen van belastingrente in strijd is met het eigendomsrecht zoals geregeld in art. 1 EP bij het EVRM. Subsidiair is de hoogte van de rente in geschil en meer subsidiair of sprake is van discriminatie tussen vennootschapsbelastingplichtigen en niet-vennootschapsbelastingplichtigen.

In rekening brengen belastingrente heeft een legitiem doel De rechtbank oordeelt dat voor het in rekening brengen van belastingrente hetzelfde heeft te gelden als voor het heffen van belastingen. Het in rekening brengen van belastingrente dient een legitiem doel. Met de huidige belastingrente-regeling heeft de wetgever een vereenvoudiging van de regeling voor het in rekening brengen van rente nagestreefd. Daarnaast vormt het in rekening brengen van rente een prikkel voor belastingplichtigen tijdig hun aangifte in te dienen.

Hoogte rente en discriminatie Ook verwerpt de rechtbank het subsidiaire standpunt van de gemachtigde dat de rente te hoog is. Het is een bewuste keuze van de wetgever geweest om voor de hoogte van het rentepercentage aansluiting te zoeken bij de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank. De rechtbank is het ook niet eens met het standpunt dat het onderscheid tussen wettelijke rente voor niet-handelstransacties en handelstransacties discriminerend is. De wetgever heeft goede redenen gehad voor een verschillende behandeling van vennootschapsbelastingplichtigen en niet-vennootschapsbelastingplichtigen. Daarbij komt dat aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt. Er is geen sprake van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling tussen vennootschapsbelastingplichtigen en niet-vennootschapsbelastingplichtigen.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-04-2024 (gepubl. 24-04-2024), (ECLI:NL:RBZWB:2024:2506)
Verdrag: art. 1 EP EVRM
Wet: art. 30fc AWR