A-G: intrekking fiscaal vertegenwoordiger niet goed geregeld

A-G: intrekking fiscaal vertegenwoordiger niet goed geregeld

Gegevens

Nummer
2025/319
Publicatiedatum
18 maart 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:PHR:2025:274
Rubriek
Uitspraak

De beleidsmatige intrekkingsgrond ‘aanwijzingen voor fraude’ voor intrekking vergunning en aanwijzing kan volgens Advocaat-generaal Ettema niet door de beugel.


Aan een bv is een beperkte vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger afgegeven. Ook beschikt zij over een speciale aanwijzing. Daardoor mag zij de verleggingsregeling toepassen bij invoer van goederen voor buiten de EU gevestigde ondernemers voor wie zij optreedt als fiscaal vertegenwoordiger met beperkte vergunning. De inspecteur heeft de vergunning ingetrokken. Hij meent namelijk dat sprake is van aanwijzingen voor fraude door de bv en/of haar cliënten. Ook de aanwijzing is ingetrokken. De bv is in beroep gegaan tegen deze intrekkingen, maar de feitenrechters hebben de inspecteur in het gelijk gesteld. Daarop gaat de bv in cassatie. Zij stelt dat de gehanteerde intrekkingsgrond (aanwijzingen voor fraude) te licht is, gezien de Europese rechtspraak.

Intrekkingsgrond klopt niet op nationaalrechtelijke gronden De Advocaat-generaal (A-G) komt tot de conclusie dat de intrekkingsgrond al op nationaalrechtelijke gronden niet houdbaar is. De wet bepaalt dat de wetgever bij algemene maatregel van bestuur de voorwaarden vaststelt waaronder de inspecteur een vergunning afgeeft evenals de gronden om deze in te trekken. Maar de intrekkingsgrond ‘aanwijzingen voor fraude’ is niet terug te vinden in het Uitvoeringsbesluit OB 1968. Dit besluit bepaalt wel dat de fiscus slechts een vergunning afgeeft als de aanvrager in de afgelopen vijf jaren niet wegens overtreding van de wettelijke bepalingen inzake rijksbelastingen of douane onherroepelijk is veroordeeld. De staatssecretaris van Financiën heeft zijn bevoegdheden overschreden door in een beleidsbesluit een andere, lichtere maatstaf voor intrekking te hanteren dan de algemene maatregel van bestuur voorschrijft. Daarom adviseert de A-G de Hoge Raad het cassatieberoep van de bv gegrond te verklaren.

Advies om prejudiciële vragen te stellen Toch gaat de A-G ook in op de Unierechtelijke dimensie. Zij haalt uit het Ablessio-arrest van het Hof van Justitie van de EU dat ernstige aanwijzingen op basis waarvan frauduleus gebruik objectief waarschijnlijk is, voldoende zijn voor de weigering een btw-nummer af te geven. Een dergelijke beslissing moet men volgens het Hof nemen op basis van een globale beoordeling van alle omstandigheden van het geval en van bewijzen die bij de controle van de door de betrokken onderneming verstrekte inlichtingen zijn ingezameld. De A-G betwijfelt echter of het Ablessio-arrest in deze zaak is toe te passen. Zij geeft de Hoge Raad daarom in overweging het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken, als hij van oordeel is dat de nationale intrekkingsgrond ‘aanwijzingen voor fraude’ nationaalrechtelijk wel houdbaar is.

Bron: A-G Ettema 28-02-2025 (gepubl. 14-03-2025) (ECLI:NL:PHR:2025:274), HvJ EU 14-03-2013 (ECLI:EU:C:2013:302) (Ablessio-arrest)
Wet: art. 23 en art. 33g Wet OB 1968
Practice note: Ondernemerschap btw