Standpunt opgeofferd bedrag na kapitaalstorting
Standpunt opgeofferd bedrag na kapitaalstorting
Gegevens
- Nummer
- 2025/719
- Publicatiedatum
- 2 juli 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Overig
De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling heeft de vraag beantwoord of een kapitaalstorting van een belastingplichtige in haar deelneming leidt tot de verhoging van het opgeofferde bedrag van deze deelneming. De kapitaalstorting is verricht op instigatie van de tophoudster van de groep waartoe de belastingplichtige behoort, zodat de deelneming vervolgens haar schuld aan een zustervennootschap zal voldoen.
Aanleiding Een belastingplichtige houdt twee in het buitenland gevestigde deelnemingen (D1 en D2). Het opgeofferde bedrag voor D1 bedraagt € 100. D1 heeft een schuld aan D2 van € 10. De belastingplichtige staat niet op enigerlei wijze garant voor deze schuld. D1 kan niet meer aan haar schuldverplichting jegens D2 voldoen. Op instigatie van de tophoudster van de groep waartoe de belastingplichtige behoort wordt i) de ondernemingsactiviteit van D1 gestaakt; ii) door de belastingplichtige een kapitaalstorting gedaan van € 10 in D1 die D1 dient aan te wenden om haar enige schuld aan D2 te voldoen; en iii) D1 ontbonden en vereffend. Het besluit voor het verrichten van de kapitaalstorting is genomen op een moment waarop reeds besloten is dat D1 zal worden ontbonden en vereffend. Schematisch kan het voorgaande als volgt worden weergegeven.

Vraag Wordt in deze casus het opgeofferde bedrag zoals bedoeld in artikel 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) bij de belastingplichtige ten aanzien van het aandelenbelang in D1 verhoogd met het bedrag van de kapitaalstorting?
Antwoord Nee, gelet op HR 15 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3862, wordt het opgeofferde bedrag zoals bedoeld in artikel 13d Wet Vpb 1969 in deze casus bij de belastingplichtige ten aanzien van het aandelenbelang in D1 niet verhoogd met het bedrag van de kapitaalstorting.
In deze casus wordt het debiteurenverlies dat bij D2 zou ontstaan vanwege de oninbaarheid van haar vordering op D1, vormgegeven als een liquidatieverlies op het niveau van de belastingplichtige ten aanzien van de ontbinding en vereffening van D1. Dit economische resultaat strookt niet met de strekking van de liquidatieverliesregeling, zodat de kapitaalstorting het opgeofferde bedrag ten aanzien van D1 niet verhoogt.
Bron: Belastingdienst, 30-06-2025