Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) ingediend

Wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) ingediend

Gegevens

Nummer
2025/746
Publicatiedatum
9 juli 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Overig

Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) is ingediend bij de Tweede Kamer.


Het wetsvoorstel Vbar is het tweede grote wetsvoorstel van het arbeidsmarktpakket dat aan de Kamer wordt aangeboden. De doelstelling van dit pakket is om werkenden meer zekerheid te geven en tegelijkertijd te zorgen dat ondernemers zich makkelijk kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden.

Verduidelijking van ‘werken in dienst van’ Het wetsvoorstel introduceert een toetsingskader om te bepalen wanneer sprake is van ‘werken in dienst van’ een ander, oftewel werknemerschap. Dit moet het grijze gebied tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap verkleinen.

  • Twee hoofdelementen staan centraal:

    • Werkinhoudelijke en organisatorische sturing (W): Kenmerken die wijzen op een gezagsrelatie, zoals het geven van instructies, controle op het werk, inbedding in de organisatie, structureel karakter van het werk en het verrichten van werk naast werknemers.

    • Werken voor eigen rekening en risico (Z): Contra-indicaties voor werknemerschap, zoals het dragen van financiële risico’s, zelfstandige uitvoering van werkzaamheden, specifieke kennis die niet structureel in de organisatie aanwezig is, korte duur van de opdracht en kenmerken van ondernemerschap buiten de arbeidsrelatie.

  • De beoordeling start altijd met het vaststellen van werkinhoudelijke en organisatorische sturing. Is hiervan geen sprake, dan is er geen arbeidsovereenkomst. Bij aanwezigheid van sturing worden de contra-indicaties meegewogen: waar ligt het zwaartepunt?

  • De feitelijke uitvoering van het werk is leidend (‘wezen gaat voor schijn’). Papieren afspraken zijn ondergeschikt aan de praktijk.

  • Casussen illustreren hoe het nieuwe toetsingskader in de praktijk uitwerkt, bijvoorbeeld bij zzp’ers in de zorg, interim-managers, platformwerkers en creatieve beroepen.

Relatie met Deliveroo-arrest Met dit wetsvoorstel krijgen de Deliveroo gezichtspunten, die zien op de gezagsrelatie een rol binnen het toetsingskader voor de beoordeling van een arbeidsrelatie. Zo hebben de gezichtspunten 1, 2, 3, 8 en 9 die zien op de ‘aard en duur van de werkzaamheden’, de ‘manier waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald’, de ‘inbedding van het werk en werkende’, het ‘lopen van commercieel risico’ en ‘de mate waarin de werkende zich als zelfstandig ondernemer gedraagt of kan gedragen’ invulling gekregen onder de hoofdelementen.

Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst Om kwetsbare werkenden beter te beschermen, introduceert het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst bij een laag uurtarief.

  • Rechtsvermoeden: Wie tegen een tarief van maximaal € 36 per uur werkt (peil 2025), wordt vermoed te werken op basis van een arbeidsovereenkomst. Dit is een weerlegbaar vermoeden: de werkgever kan aantonen dat er toch geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

  • Doelgroep: Het rechtsvermoeden richt zich op werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt, waar de onderhandelingspositie zwak is en het risico op schijnzelfstandigheid groot.

  • Civielrechtelijke werking: Alleen de werkende (of diens vertegenwoordiger) kan het rechtsvermoeden inroepen, bijvoorbeeld bij de rechter. Het vermoeden geldt niet direct voor de Belastingdienst of UWV, maar rechterlijke uitspraken zijn wel richtinggevend voor uitvoeringsinstanties.

  • Geen minimumtarief: Het rechtsvermoeden is géén minimumtarief voor zelfstandigen, maar een procesrechtelijk hulpmiddel om gemakkelijker de bescherming van het arbeidsrecht te claimen.

  • Preventief effect: Het kabinet verwacht dat het rechtsvermoeden vooral preventief zal werken: opdrachtgevers zullen voor lage tarieven eerder nagaan of sprake is van werknemerschap.

Na instemming van de Tweede en Eerste Kamer wordt het wetsvoorstel volgens planning op 1 juli 2026 van kracht. Er geldt geen overgangsrecht.

Bron: Ministerie SZW, 07-07-2025, Wetsvoorstel VBar
Wet: art. 3.4 Wet IB 2001