Hoge Raad, 27-09-1989, ZC4110, 24.297
Hoge Raad, 27-09-1989, ZC4110, 24.297
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 september 1989
- Datum publicatie
- 14 april 2025
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:1988:13
- Zaaknummer
- 24.297
- Relevante informatie
- 3.25 IB
Inhoudsindicatie
art. 5 Wet IB 1964; meewerkaftrek; gelijkheidsbeginsel; art. 26 IVBPR; recht van bezwaar en beroep voor de echtgenoot van degene aan wie een aanslag is opgelegd.
Uitspraak
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 juni 1987 betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1983 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 45.450 van hemzelf en f 6.046 van zijn echtgenote, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft als vaststaande aangemerkt:
'Belanghebbende, geboren in 1949, oefent voor eigen rekening en risico het tuinbouwbedrijf uit. De oppervlakte van zijn bedrijf bedraagt 8635 m2. Hierop bevinden zich glasopstallen met een oppervlakte van 8183 m2. In 1983 bestonden de teelten van het bedrijf hoofdzakelijk uit anjers, irissen, chrysanten en andijvie. Op 1 januari 1983 was in het bedrijf een hoeveelheid iristrekbollen met een waarde van f 69.000 aanwezig. Deze bollen zijn bestemd voor eenmalige teelt van bolbloemen. Na de bloei worden de bollen opgeschept en gaan ze naar de vuilbak.
In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar merkte belanghebbende de trekbollen aan als voorraad en paste hij bij de berekening van de winst uit onderneming een voorraadaftrek toe van 4 percent van f 69.000, ofwel f 2.760. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur het aangegeven belastbare inkomen - f 42.767,06 - verhoogd met evengenoemd bedrag alsmede met een daarmee samenhangende correctie van f 200 aan zelfstandigenaftrek, en verminderd met f 227 wegens hogere toevoeging aan de oudedagsreserve.'
Het Hof heeft het geschil en de standpunten van partijen als volgt omschreven:
'Partijen houdt verdeeld de vraag of de Inspecteur bovengenoemde correctie terecht heeft aangebracht, welke vraag belanghebbende ontkennend, doch de Inspecteur bevestigend beantwoordt. Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige gedingstukken.
Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.
Belanghebbende heeft aldaar aan zijn in de gedingstukken gegeven uiteenzettingen nog het volgende toegevoegd:
Ik trek mijn beroep op het gelijkheidsbeginsel in.'
Het Hof heeft omtrent het geschil overwogen:
'6.1. Onder voorraad is te verstaan het geheel van zaken, die ter bewerking, verwerking of verkoop en derhalve als bestemd voor de omzet in het bedrijf aanwezig zijn. De zich op de balansdatum in de tuinbouwgrond van belanghebbende bevindende irisbollen, geschikt en bestemd voor de eenmalige produktie van bloemen, dienen naar 's Hofs oordeel naar het spraakgebruik te worden aangemerkt als tot de veldinventaris behorend pootgoed.
6.2. De omstandigheid dat in bollen reeds in de kiem bloemen aanwezig zijn, leidt er niet toe dat gesproken kan worden van gebruik van bollen bij de vervaardiging van bloemen.
6.3. Ook waren de bollen, anders dan in geval van een bloembollenkraam voor de produktie van voor de verkoop bestemde bloembollen, niet ter verkoop in het bedrijf aanwezig. De bollen worden na de bloei opgeschept en gaan naar de vuilbak. De onderhavige irisbollen kunnen derhalve niet tot de voorraad worden gerekend.
6.4. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel ingetrokken.'
Op die gronden heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.