HR: Regeling bestuurdersaansprakelijkheid niet strijdig met evenredigheidsbeginsel
HR: Regeling bestuurdersaansprakelijkheid niet strijdig met evenredigheidsbeginsel
Gegevens
In zijn arrest HR 6 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1371, heeft de Hoge Raad het Hof van Justitie prejudicieel gevraagd of de regeling van de bestuurdersaanprakelijkheid botst met het evenredigheidsbeginsel. Het Hof van Justitie heeft die vraag ontkennend beantwoord (HvJ 14 november 2024, C-613/23, ECLI:EU:C:2024:961, ).
In het onderhavige eindarrest oordeelt de Hoge Raad, onder verwijzing naar dat prejudiciële arrest, dat de regeling van artikel 36 lid 4 Iw 1990 niet in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.
Ten overvloede overweegt de Hoge Raad nog dat het hier gaat om een situatie waarin slechts één persoon, de enige bestuurder van een bv, aansprakelijk is voor een aantal belastingschulden. Anders dan in het geval verschillende personen (bijv. verschillende bestuurders) aansprakelijk zijn voor een belastingschuld, en een keuze moet worden gemaakt wie van hen daarvoor aansprakelijk wordt of worden gesteld, bestond voor de ontvanger daarom in dit geval geen ruimte belangen af te wegen bij zijn beslissing belanghebbende aansprakelijk te stellen. Indien die ruimte wenselijk wordt geacht, is het aan de wetgever om de wettelijke regeling over aansprakelijkstelling daartoe aan te passen.
Cassatieberoep gegrond.
Bron: Hoge Raad, 11-07-2025, HR 21/03566bis, ECLI:NL:HR:2025:1128